Introductie merken, octrooien, modellen en auteursrecht

Auteursrecht

actuele versie van 10 januari 2025

6 Auteursrecht

6.1 Inleiding

Het auteursrecht biedt makers van letterkundige, wetenschappelijke en artistieke werken wettelijke bescherming voor hun creaties. De auteurswet beschermt een breed scala aan werken, zoals boeken, tijdschriften, nieuwsbladen, toneelstukken, muziek, tekeningen, schilderijen, beeldhouwwerken, architectuur, foto’s en films. Maar het auteursrecht beperkt zich niet tot werken in het domein van de kunsten. Ook meer functionele werken, zoals aardrijkskundige kaarten, industriële vormgeving, computerprogramma’s, videospellen en originele databanken kunnen rekenen op bescherming via het auteursrecht.

Auteursrechtelijke bescherming heeft als doel makers te stimuleren om nieuwe werken te creëren en ze de mogelijkheid te geven een vergoeding te bedingen voor de exploitatie van die werken. Daartoe geeft het auteursrecht makers van oorspronkelijke werken een tijdelijk recht waarmee ze exclusieve zeggenschap krijgen over de reproductie en verspreiding van hun geestelijke scheppingen. Die zeggenschap is niet onbeperkt. In bepaalde gevallen staat de wet toe dat anderen hun werken zonder toestemming mogen gebruiken.

Dit hoofdstuk geeft in Wet- en regelgeving een kort overzicht van de nationale en internationale auteursrechtregelgeving.

Vervolgens wordt in AuteursrechtenAuteursrechthebbenden besproken wat het auteursrecht inhoudt, hoe het wordt verkregen en aan wie het toekomt.

In Softwarebescherming onder Gebruik van IE bij bepaalde onderwerpen wordt specifiek ingegaan op de auteursrechtelijke bescherming van software. Verder zal kort worden ingegaan op andere manieren om software te beschermen, waaronder de mogelijkheid om een octrooi te verkrijgen voor software-gerelateerde uitvindingen.

6.2 Wet- en regelgeving

Net als andere rechten van intellectuele eigendom is het auteursrecht territoriaal begrensd. In Nederland is het auteursrecht geregeld in de Auteurswet (Aw).

De Auteurswet is de afgelopen decennia veelvuldig aangepast aan Europese richtlijnen, die beogen het auteursrecht binnen de EU te harmoniseren. De belangrijkste EU-richtlijnen zijn:

  • Richtlijn auteursrecht in de informatiemaatschappij (richtlijn 2001/29)
  • Richtlijn rechtsbescherming van computerprogramma’s, kortweg: Softwarerichtlijn (richtlijn 2009/24)
  • Richtlijn auteursrecht in de digitale eengemaakte markt (richtlijn 2019/790)

Verder zijn er een groot aantal specifieke EU-richtlijnen die onderdelen van het auteursrecht harmoniseren, zoals de beschermingsduur. Inmiddels zijn er op EU niveau 14 richtlijnen en 1 verordening die aspecten van het auteursrecht en de handhaving ervan regelen. Hierdoor is enige gelijkenis te ontdekken tussen de auteurswetten van de diverse EU lidstaten, maar nog steeds bestaan er op nationaal niveau belangrijke verschillen in bescherming.

Op internationaal niveau zijn de belangrijkste auteursrechtverdragen de Berner Conventie uit 1886, laatstelijk herzien in 1971, en het WIPO Auteursrechtverdrag uit 1996. Ook is de internationale bescherming van het auteursrecht geregeld in de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPs-Overeenkomst), een annex bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie uit 1994. Deze verdragen garanderen dat werken waarop auteursrecht rust automatisch in een groot aantal landen ter wereld zijn beschermd. Anno 2024 zijn 181 landen partij bij de Berner Conventie.

6.3 Auteursrechten

De auteurswet geeft de houder van het auteursrecht de volgende exclusieve rechten:

Het verveelvoudigingsrecht is breed. Het omvat directe of indirecte, tijdelijke of duurzame, volledige of gedeeltelijke reproductie, met welke middelen en in welke vorm ook. Ook het maken van bewerkingen en nabootsingen in gewijzigde vorm, zoals de vertaling of verfilming van een boek, vallen onder het verveelvoudigingsrecht. Alleen tijdelijke reproducties van voorbijgaande of incidentele aard, zoals on-screen & cached kopieën die plaatsvinden bij het bekijken van websites en technische kopieën in het geheugen van een satelliet-decoder en op tv-schermen, zijn expliciet uitgezonderd van het verveelvoudigingsrecht.

Het openbaarmakingsrecht is ook breed en heeft betrekking op elke situatie waarin een werk wordt openbaargemaakt. Dit omvat materiële openbaarmaking, zoals de distributie, verhuur en uitlening van fysieke exemplaren van werken, en immateriële openbaarmaking, zoals ‘live’-presentaties, openbare uitvoeringen, uitzendingen, doorgifte via satelliet en kabel en de online beschikbaarstelling via streaming of on-demand diensten.

Al deze handelingen zijn in beginsel exclusief voorbehouden aan de auteursrechthebbende. Deze kan anderen toestaan of verbieden om dergelijke handelingen te verrichten met het werk. Vaak wordt deze toestemming verleend door middel van licenties.

Er zijn echter situaties waarin de wet derden toestaat gebruik te maken van werken zonder toestemming van de rechthebbenden. Zo is geen toestemming nodig voor het citeren uit werken, het gebruik van werken voor karikatuur, parodie of pastiche en het kopiëren voor privégebruik. Andere beperkingen staan gebruik toe voor onderwijsdoeleinden, uitlening, leesgehandicapten, openbare veiligheid, strafrechtelijk onderzoek en kerkzang of gebruik door cultureel erfgoedinstellingen of de media. Vaak is het gebruik onder deze beperkingen toegestaan onder voorwaarden, waaronder in sommige gevallen de betaling van een billijke vergoeding om de schade die de auteursrechthebbende leidt te compenseren. De gevallen waarin het auteursrecht wordt beperkt zijn neergelegd in artikelen 15 t/m 25a Aw.

Zodra een materieel exemplaar van een werk, zoals een fysiek boek, dvd of cd, door of met toestemming van de auteursrechthebbende in de EU is verkocht dan kan de rechthebbende de verdere verhandeling van dat exemplaar niet verbieden. Dit maakt tweedehandsverkoop en parallelimport mogelijk. Dit wordt uitputting genoemd (artikel 12b Aw).

Het auteursrecht is verder ook in duur beperkt. Het auteursrecht vervalt 70 jaar na het jaar van overlijden van de maker. Bij meerdere makers wordt gerekend vanaf de dood van de langstlevende maker. Indien de maker onbekend is vervalt het auteursrecht 70 jaar na het jaar van eerste rechtmatige openbaarmaking. Het auteursrecht op werken die niet openbaar zijn gemaakt, vervalt 70 jaar na creatie. Dit alles is te vinden in artikel 37 e.v. Aw.

6.4 Voorwaarden voor auteursrechtelijke bescherming

Het auteursrecht beschermt werken binnen het brede domein van letterkunde, wetenschap of kunst, op voorwaarde dat het oorspronkelijke creaties betreft.

Uitgezonderd van bescherming zijn:

  • Technisch of functioneel bepaalde vormen
  • Concepten, ideeën en stijlkenmerken
  • Feitelijke informatie

Voor het verkrijgen van auteursrechtelijke bescherming zijn geen formaliteiten vereist.

6.4.1 Werkcategorieën

Het auteursrecht beschermt elk werk op het gebied van letterkunde, wetenschap of kunst, ongeacht de wijze of vorm waarin het tot uitdrukking is gebracht. De wet bevat een niet-uitputtende lijst van voorbeelden van werken die auteursrechtelijk worden beschermd. Die lijst omvat niet enkel literaire, wetenschappelijke en artistieke werken, maar verschillende soorten creaties in het culturele domein, alsmede talloze functionele werken, waaronder computerprogramma’s en databanken.1 De volledige lijst staat in artikel 10 lid 1 Aw.

Omdat deze lijst van werkcategorieën niet uitputtend is worden diverse soorten creaties als werk aangemerkt. Dit betreft niet alleen culturele, maar ook bedrijfsmatige creaties, zoals marketing- en reclamemateriaal, productcatalogi, handleidingen, instructiebladen en web content. Maar niet elke creatie kwalificeert voor bescherming. Zo volgt uit de rechtspraak dat geen auteursrecht toekomt aan smaken en geuren, omdat de uitdrukkingsvorm daarvan onvoldoende nauwkeurig en objectief bepaalbaar is, en sportwedstrijden, omdat die teveel gebonden zijn aan spelregels. Verder zijn officiële documenten, zoals wet- en regelgeving en gerechtelijke uitspraken, uitgezonderd van auteursrechtelijke bescherming.

6.4.2 Geestelijke schepping

De tastbare verschijningsvorm van een werk is niet het wezenlijke beschermingsobject. Het auteursrecht beschermt de geestelijke schepping, de onlichamelijke abstractie waarin het werk is vastgelegd. Het is dus niet het gedrukte geschrift waarop bescherming rust, maar het verhaal dat in dat geschrift wordt verteld. Dat is het voortbrengsel van de menselijke geest dat juridisch gezien bescherming geniet. Een werk hoeft daarom ook niet te zijn vastgelegd in tastbare vorm om auteursrechtelijk beschermd te zijn. Wel moet het werk op enigerlei wijze zijn geuit. Ook een werk dat enkel is uitgevoerd maar niet is vastgelegd, zoals een live improvisatie van een jazzband, kan daarom auteursrechtelijk beschermd zijn.

Figuur 14: Geestelijke schepping

6.4.3 Oorspronkelijkheid

Een werk moet een eigen, oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen om auteursrechtelijk beschermd te zijn. Dit betekent dat de vorm niet aan die van een ander werk mag zijn ontleend en het resultaat moet zijn van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes. Het moet, met andere woorden, een eigen intellectuele schepping van de maker betreffen, die is gebaseerd op vrije, creatieve keuzes.

De originaliteitstoets kent geen hoge drempel, maar er is wel een ondergrens. Als een werk een vorm heeft die zo banaal of triviaal is, dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard ook valt te aan te wijzen, dan is die niet auteursrechtelijk beschermd. Alledaags werk waarin geen creatieve keuzes zijn te ontwaren blijft aldus van auteursrecht verstoken.

Figuur 15: Oorspronkelijk karakter

6.4.4 Technisch of functioneel bepaalde vormen

Auteursrecht vereist subjectieve creativiteit. Vormen die uitsluitend zijn bepaald door technische of functionele eisen kunnen niet auteursrechtelijk worden beschermd, omdat de keuze voor die vorm noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect en niet de subjectieve creativiteit van de maker weerspiegelt. Het moet een ieder vrij zijn dergelijke technische of functionele vormen te gebruiken in nieuwe vormgeving. Voor zover de maker daarbuiten ruimte heeft om creatieve keuzes te maken en die ruimte ook heeft benut, rust er wel auteursrecht op de subjectieve elementen van het voortbrengsel.

6.4.5 Concepten, ideeën en stijlkenmerken

Het auteursrecht beschermt geen ideeën, procedures, werkwijzen of wiskundige concepten als zodanig, maar uitsluitend de individuele vorm waarmee de maker in zijn werk uitdrukking heeft gegeven aan dergelijke abstracties. Reden hiervoor is dat het voor een ieder vrij moet staan voort te borduren op een aan een werk ten grondslag liggend idee of concept. Ideeën en concepten kunnen dus niet worden gemonopoliseerd via het auteursrecht. Hetzelfde geldt voor het werken in een bepaalde stijl. Zouden dergelijke abstracties auteursrechtelijk wel zijn beschermd, dan zou dit de vrijheid van creatie te veel inperken en een rem vormen op culturele ontwikkelingen.

Figuur 16: Individuele vorm

6.4.6 Feitelijke informatie

Ook objectieve feiten, gegevens en gebeurtenissen genieten als zodanig geen bescherming onder het auteursrecht. De gedachte is dat een ieder over feitelijke informatie moet kunnen berichten, of het nu gaat om nieuws of wetenschappelijke, historische of biografische feiten, zelfs als die pas na veel onderzoek boven water zijn gekomen. Het auteursrecht beschermt wel de eigen subjectieve manier waarop een maker uitdrukking heeft gegeven aan dergelijke informatie. Objectieve feiten mogen dus worden overgenomen, mits de individuele vorm waarin de maker die feiten heeft uitgedrukt maar niet wordt gekopieerd.

6.4.7 Geen formaliteiten vereist

Auteursrecht ontstaat automatisch, van rechtswege, zodra iemand een origineel werk van letterkunde, wetenschap of kunst creëert. Voor het verkrijgen van auteursrecht hoeven geen formaliteiten te worden verricht, zoals inschrijving, depot of registratie. Ook is het voor het ontstaan van auteursrecht niet verplicht om een ©-teken op of bij het werk te vermelden.

Dat het auteursrecht vormvrij ontstaat, heeft als voordeel dat er geen termijnen hoeven te worden bewaakt en dat de maker niet beducht hoeft te zijn om onbedoeld bescherming te verliezen als gevolg van het niet tijdig voldoen aan formaliteiten. Nadeel is wel dat er geen officieel register van auteursrechtelijk beschermde werken is. Dit maakt het voor gebruikers soms lastig te achterhalen welke werken bescherming genieten en wie de auteursrechten in handen heeft. Maar ook voor makers en rechthebbenden kan het lastig zijn om te bewijzen dat zij het auteursrecht op specifieke werken bezitten. Om laatstgenoemde reden bestaat in diverse landen wel de mogelijkheid een werk vrijwillig te deponeren en zo een bewijsmiddel in handen te krijgen. In de Benelux kan dit via het i-Depot, dat wordt bijgehouden door het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom. Let wel op: een vrijwillig depot geeft enkel een datumstempel maar bewijst niet dat de aanspraak op auteursrecht geldig is.

6.5 Auteursrechthebbenden

Het auteursrecht komt toe aan de maker van het werk. Dit is in beginsel de natuurlijke persoon die het werk heeft gecreëerd. Onder omstandigheden wordt een fictief persoon, zoals de werkgever of een rechtspersoon, als maker aangemerkt.

Het auteursrecht kan ook op andere personen overgaan bij overdracht en erfopvolging.

6.5.1 Makerschap

Er bestaat een natuurlijke relatie tussen maker en werk. De maker is de natuurlijke persoon door wiens creatieve keuzes de geestelijke schepping tot stand komt. Aan deze maker komt het auteursrecht in de eerste plaats toe. Uitgangspunt van de wet is dat de schrijver als maker van de tekst het auteursrecht op die tekst heeft. Hetzelfde geldt voor de fotograaf als maker van de foto, de componist als maker van de compositie, de programmeur als schrijver van de broncode van het computerprogramma, etc. De persoon die in of op het werk als maker wordt genoemd wordt wettelijk verondersteld de maker te zijn.

Figuur 17: Maker en werk

6.5.2 Meerdere makers

Waar twee of meer personen hebben bijgedragen aan de creatie van een en hetzelfde werk, dan komt hen een gezamenlijk auteursrecht toe. Het gaat dan om een werk dat is gemaakt door meerdere makers van wie de bijdragen onafscheidelijk zijn. Een voorbeeld is een tekst waaraan meerdere personen hebben meegeschreven. De makers verkrijgen hierop één auteursrecht dat aan hen gezamenlijk toekomt. Dit betekent dat de verschillende coauteurs gezamenlijk moeten beslissen over de uitoefening en het beheer van het auteursrecht. Een licentie of overdracht van het recht vereist dan ook toestemming van ieder van hen. Wel kan bij inbreuk ieder van de makers het recht zelfstandig handhaven jegens derden.

Figuur 18: Meerdere makers

6.5.3 Makerschap bij scheidbare werken

Wanneer twee of meer werken op elkaar zijn afgestemd en gezamenlijk openbaar gemaakt, maar desondanks duidelijk scheidbaar zijn, zoals de compositie en tekst van een lied, komt aan elk afzonderlijk werk auteursrecht toe. De verschillende makers verkrijgen dus ieder een eigen auteursrecht op de eigen afzonderlijke bijdrage. In het gegeven voorbeeld verkrijgt de componist auteursrecht op de compositie en de tekstschrijver op de songtekst. Ieder van die makers kan dan ook individueel beslissen over de exploitatie van het eigen werk.

Bij een bewerking van een bestaand werk ontstaat ook een afzonderlijk auteursrecht op de bewerking, mits deze aan de originaliteitstoets voldoet (zie Oorspronkelijkheid). Zo krijgt de vertaler van een boek een eigen auteursrecht op de vertaling, mits die getuigt van creatieve keuzes en het niet louter een technische (of machine) vertaling betreft. Dit is onverminderd het auteursrecht op het oorspronkelijke werk, wat toekomt aan de maker van dat werk. Op een vertaald boek rusten dus twee lagen van rechten: er rust afzonderlijk auteursrecht op de vertaling en op het oorspronkelijke werk. Voor het op de markt brengen van de vertaling is daarom toestemming nodig van zowel de oorspronkelijke maker als de vertaler.

Figuur 19: Scheidbare werken

6.5.4 Fictief makerschap

In specifieke gevallen kent de Auteurswet makerschap toe aan een ander dan de natuurlijke schepper, die aldus ook het auteursrecht verkrijgt. Ten aanzien van werken die werknemers hebben gemaakt ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst wordt de werkgever als maker aangemerkt. Voor werken openbaar gemaakt als van een openbare instelling, vereniging, stichting of vennootschap afkomstig, zonder vermelding van enig natuurlijk persoon als maker, wordt de betrokken instelling of rechtspersoon als maker aangemerkt.

Met name wanneer je als maker werken voor of in opdracht van een ander maakt, moet je beducht zijn op dit ‘fictief’ makerschap. Indien de onderneming waarvoor je de opdracht verricht bedingt dat je als maker afstand doet van naamsvermelding en vervolgens het werk als van haar afkomstig openbaar maakt, dan komt het auteursrecht van rechtswege toe aan de onderneming waarvoor je het werk hebt gemaakt en niet aan jou als maker. Dit heeft verstrekkende consequenties, want het verandert direct de eigendomsaanspraak.

Deze regels van ‘fictief’ makerschap zijn van regelend recht. Dat betekent dat je als maker anders kunt overeenkomen en daarmee toch zelf het makerschap kunt behouden.

6.5.5 Overgang van rechten

Het auteursrecht gaat over door erfopvolging. Daarnaast is auteursrecht overdraagbaar. Bij erfopvolging en overdracht verandert de eigendomspositie: de exclusieve rechten gaan over op een ander. De maker verliest daarmee zeggenschap over de exploitatie van het werk. De exclusieve bevoegdheid om de auteursrechten te exploiteren berust vanaf dat moment bij degene op wie de rechten zijn overgegaan.

Wel behoudt de maker na overdracht bepaalde persoonlijkheidsrechten. Dit betreft het recht op naamsvermelding, het recht om zich te verzetten tegen wijziging van de titel of de auteursvermelding, en het recht om zich te verzetten tegen wijziging of aantasting van het werk. Vanwege de persoonlijke band tussen de maker en het werk is de gedachte dat deze rechten altijd aan de maker verbonden moeten blijven, ook na overdracht van auteursrecht. Van bepaalde persoonlijkheidsrechten, zoals het recht op naamsvermelding, kan de maker afstand doen. De persoonlijkheidsrechten vervallen bij de dood van de maker, tenzij deze bij leven iemand heeft aangewezen om de persoonlijkheidsrechten uit te oefenen tot het auteursrecht vervalt. De persoonlijkheidsrechten zijn geregeld in artikel 25 Aw.

Het auteursrecht kan ook in licentie worden gegeven aan derden. Bij licentieverlening wordt aan een ander toestemming gegeven om het auteursrecht (voor bepaalde doeleinden) uit te oefenen, maar blijft de eigendom berusten bij de licentiegever. Het kan daarbij gaan om een exclusieve licentie, waarmee de licentienemer het alleenrecht verkrijgt en de licentiegever geen concurrerende bevoegdheden aan een ander mag verlenen, of een niet-exclusieve licentie, waarmee de licentienemer slechts een bepaalde gebruiksbevoegdheid verkrijgt en de licentiegever blijft vrij om verdere licenties aan een ander te verstrekken.

Belangrijk is dat overdracht en licentie het gehele of een gedeelte van het auteursrecht kan betreffen. Zo kan het auteursrecht alleen voor specifieke doeleinden, gebruiksomgevingen, distributiekanalen, branches of landen worden overgedragen of in licentie gegeven. Dit betekent dat het auteursrecht in de praktijk kan worden opgesplitst en op die manier kan berusten bij meerdere personen, die elk een deel van het auteursrecht beheren.


  1. Het auteursrecht beschermt databanken die voldoen aan de originaliteitstoets (zie Oorspronkelijkheid. Voor databanken waarin substantieel is geïnvesteerd bestaat een apart beschermingsregime in de Databankenwet.↩︎