5 Gebruik van IE bij bepaalde onderwerpen
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het gebruik van IE voor bepaalde onderwerpen beschreven. Deze onderwerpen zijn niet gekoppeld aan een specifieke activiteit zoals genoemd in Gebruik IE om geld te verdienen bij technische innovaties en zijn van algemeen nut.
Omdat software tegenwoordig van groot belang is in veel onderdelen van innovatie en in de samenleving, wordt specifiek dit onderwerp behandeld in Software en open-source software in Voorbeeld van IE gebruik bij open source software.
5.2 Software
Computerprogramma’s worden primair auteursrechtelijk beschermd.
Soms kan er ook een octrooi worden verkregen op software-gerelateerde uitvindingen. Computerprogramma’s als zodanig zijn niet octrooirechtelijk te beschermen.
5.2.1 Auteursrecht op software
Historisch gezien is lang gediscussieerd over de vraag of software bescherming zou moeten krijgen binnen het octrooirecht, het auteursrecht of een apart rechtsregime. Uiteindelijk is er voor gekozen om software eerst en vooral auteursrechtelijk te beschermen. Dit was een praktische keuze. Omdat software wordt geschreven in programmeertaal kan het worden uitgedrukt als een soort tekst. Daarom worden computerprogramma’s als letterkundige werken onder het auteursrecht beschermd. Dit uitgangspunt is neergelegd in artikel 10 lid 1 van de TRIPs-Overeenkomst en artikel 4 van het WIPO Auteursrechtverdrag.
De auteursrechtelijke bescherming van software ziet op de concrete uitdrukkingswijze van het computerprogramma, d.w.z. de specifieke vorm waarin de programmeur zijn geestelijke schepping in de broncode tot uitdrukking heeft gebracht. De broncode (source code) betreft de door de programmeur in een programmeertaal geschreven en door mensen leesbare instructies. Ook de doelcode is voorwerp van auteursrechtelijke bescherming. De doelcode (object code) omvat de binaire, voor een computer leesbare en uitvoerbare instructies die uit de broncode zijn gegenereerd door een compiler of interpreter. De doelcode betreft dus in feite de vertaling van de broncode in een voor de computer leesbare vorm.
Voor auteursrechtelijke bescherming van software gelden dezelfde voorwaarden als voor elk ander werk. De broncode en doelcode moeten getuigen van oorspronkelijkheid. Ze mogen niet ontleend zijn aan eerdere software en de programmeur moet bij het schrijven van de broncode creatieve keuzes hebben gemaakt. Is aan deze voorwaarden voldaan, dan is het computerprogramma van rechtswege beschermd onder het auteursrecht.1
Het auteursrecht beschermt niet een aan een werk ten grondslag liggend idee. Dit betekent dat de functionaliteit, logica, werkwijze of doelstelling van een computerprogramma en de processen, procedures, algoritmes, programmeertalen en indeling van gegevensbestanden die in het kader van een computerprogramma worden gebruikt om bepaalde functies van het programma te kunnen benutten, niet auteursrechtelijk worden beschermd.
Auteursrecht creëert dus geen monopolie op de functionaliteit van software. Het verleent de maker of rechthebbende exclusieve rechten om het verveelvoudigen (kopiëren of bewerken) en openbaar maken (uitgeven, in het verkeer brengen, uitlenen, verhuren of on-demand beschikbaar stellen) van een computerprogramma toe te staan of te verbieden. De maker of rechthebbende kan anderen evenwel niet verbieden om eigen computerprogramma’s te ontwikkelen die eenzelfde of soortgelijk doel of functionaliteit nastreven.
Het auteursrecht op software volgt grotendeels dezelfde regels als die gelden voor elk ander werk. Zo zijn de regels voor makerschap en rechtsopvolging gelijk, maken rechthebbenden aanspraak op dezelfde brede exploitatierechten en wordt de beschermingsduur op gelijke wijze bepaald. Toch zijn er enkele bijzondere bepalingen betreffende computerprogramma’s die zijn opgetekend in Hoofdstuk VI Aw.
Op grond van het verveelvoudigingsrecht mag de rechthebbende anderen verbieden om het computerprogramma geheel of gedeeltelijk te kopiëren of over te nemen of de broncode te wijzigen. De wet bepaalt daarnaast dat het verveelvoudigingsrecht ook reproducties omvat die nodig zijn voor het laden, in beeld brengen, uitvoeren, doorgeven of opslaan van het computerprogramma. Iemand die de software rechtmatig heeft verkregen, zoals de persoon die een computerprogramma heeft gekocht, mag deze reproducties wel maken voor zover nodig met het oog op het gebruik van het computerprogramma. De rechtmatige verkrijger mag ook een reservekopie maken indien dat voor het beoogde gebruik noodzakelijk is.
Daarnaast staat de wet toe dat de werking van software wordt waargenomen, bestudeerd en getest om de daaraan ten grondslag liggende ideeën en beginselen te achterhalen. Er bestaat dus een expliciete bevoegdheid tot ‘reverse-engineering’ van de software.
Verder is het ‘decompileren’ van een computerprogramma, het reconstrueren van een broncode op basis van de doelcode, onder omstandigheden toegestaan. De wet bepaalt dat een computerprogramma’s mag worden gedecompileerd, niet om een concurrerend programma te maken dat de gedecompileerde software nabootst, maar wel om compatibele programma’s te maken die met de gedecompileerde software kunnen communiceren en daarmee interoperabel zijn. Verder volgt uit de rechtspraak dat decompilatie is toegestaan om fouten in de goede werking van een computerprogramma te herstellen.
Grafische gebruikersinterface en andere elementen
Gebruikers krijgen bij de uitvoering van een computerprogramma op een computer vooral te maken met de grafische gebruikersinterface (GUI). Dat zijn de visuele elementen die de gebruiker in staat stellen om met een computerprogramma te communiceren en aldus het programma (software) te instrueren om de computer (hardware) aan te sturen. Denk aan de verschillende icoontjes in de taakbalk of het menu van een computerprogramma.
De GUI zelf is echter geen computerprogramma. De bijzondere bepalingen betreffende computerprogramma’s gelden daarom niet voor GUIs. Een GUI kan wel zelfstandig auteursrechtelijk beschermd zijn, als het ontwerper creatieve keuzes heeft gemaakt in de vormgeving van de interface. Bij decompilatie van een computerprogramma ten behoeve van interoperabiliteit of foutherstel mag de broncode dus wel worden gereconstrueerd op basis van de doelcode, maar mag de GUI voor zover daar auteursrecht op rust niet ook worden overgenomen. Dat zou inbreuk maken op het auteursrecht op de GUI.
Hetzelfde geldt voor de grafische en geluidselementen van bijvoorbeeld videogames. Die kunnen zelfstandig auteursrechtelijk beschermd zijn als ze een eigen intellectuele schepping van de maker vormen, maar kwalificeren zelf niet als een computerprogramma.
Videogames
Videogames bestaan over het algemeen uit verschillende soorten werken. Naast software (bron- en doelcode) bevatten veel videogames een verhaallijn, personages, afbeeldingen, animaties, video, muziek en teksten. Mits aan de vereisten is voldaan geniet elk van deze werken auteursrechtelijke bescherming. Het auteursrecht op de verschillende werken kan in principe bij verschillende makers liggen. Aan een enkele videogame kunnen soms wel honderden mensen een creatieve bijdrage hebben geleverd. Omdat voor het uitbrengen van de videogame van iedere rechthebbende toestemming moet worden verkregen, kan de grote hoeveelheid rechthebbenden de exploitatie enorm belemmeren.
In de praktijk wordt daarom geregeld dat alle auteursrechten op de videogame zoveel als mogelijk in handen komen van de producent van de videogame. Voor een deel zorgt de Auteurswet daar al voor. Voor zover makers in dienstverband aan een videogame hebben meegewerkt, liggen de auteursrechten op grond van de wet in beginsel al bij de producent als werkgever. Voor onderdelen van een videogame die door freelancers in opdracht zijn gemaakt zal de producent zich meestal de auteursrechten contractueel laten overdragen. Daarnaast kan de producent bedingen dat de maker afstand doet van naamsvermelding, zodat de rechten van rechtswege aan zijn/haar onderneming toekomen. Voor bestaande werken die in een videogame zijn opgenomen, zoals de muziek die op de achtergrond van een videogame klinkt, zal de producent doorgaans toestemming regelen door het sluiten van een licentieovereenkomst met de betrokken auteursrechthebbenden.
5.2.2 Octrooirecht op software
Uitgangspunt van het octrooirecht is dat er op software als zodanig geen octrooi kan worden verkregen, omdat computerprogramma’s niet als uitvinding worden aangemerkt. In de term uitvinding ligt echter het vereiste van technisch karakter besloten. Een computerprogramma dat bij de uitvoering op een computer een ‘verder technisch effect’ heeft, buiten het effect van de normale aansturing van de computer, kan daarom wel worden geoctrooieerd. Het computerprogramma moet daarbij wel een technische oplossing bieden voor een technisch probleem. Uitvindingen met software moeten daarnaast voldoen aan de octrooirechtelijke vereisten van nieuwheid, inventiviteit en industriële toepasbaarheid (zie Waaraan moet een octrooi voldoen).
Voorbeelden van computerprogramma’s die bij de uitvoering op een computer een ‘verder technisch effect’ hebben zijn programma’s voor de aansturing van een antiblokkeersysteem (ABS) in auto’s, de vaststelling van emissies van röntgenapparaten, het comprimeren van data, de encryptie van elektronische communicatie, het herstellen van vervormd digitaal beeld of de training van kunstmatige intelligentie. Een ‘verder technisch effect’ kan ook de interne werking of beveiliging van de computer betreffen. Zo bieden programma’s voor het verdelen van de processorbelasting, geheugentoewijzing of de beveiliging van de integriteit bij het opstarten, een technische oplossing voor een technisch probleem.
Octrooirechtelijke bescherming is ruimer dan auteursrechtelijke bescherming in de zin dat het octrooirecht wel degelijk een tijdelijk monopolie verleent op de technische functionaliteit van de software-gerelateerde uitvinding. Het octrooirecht geeft de houder het exclusieve recht om anderen te verbieden de geoctrooieerde uitvinding toe te passen en te gebruiken voor bedrijfsmatige doeleinden. Het is dus niet toegestaan om computerprogramma’s met eenzelfde ‘verder technisch effect’, of een effect dat min of meer gelijkwaardig (equivalent) is, op de markt te brengen gedurende de periode dat het octrooi geldig is.
5.2.3 Overige manieren om software te beschermen
Naast de auteursrechtelijke bescherming van computerprogramma’s en octrooirechtelijke bescherming van software-gerelateerde uitvindingen kan software of onderdelen daarvan ook worden beschermd door andere intellectuele eigendomsrechten. Zo kan de broncode van computerprogramma’s als bedrijfsgeheim worden beschermd. Grafische kenmerken van computerprogramma’s, zoals iconen of pictogrammen van de grafische gebruikersinterface, kunnen als tekeningen worden beschermd onder het tekeningen- en modellenrecht, mits uiteraard aan de specifieke beschermingsvoorwaarden is voldaan.
Daarnaast kan de producent van software natuurlijk contractueel aanvullende bescherming overeenkomen met derden, bijvoorbeeld in licentieovereenkomsten.
Ook kan software natuurlijk technologisch worden beschermd, door beveiligingsmaatregelen zoals encryptiemethoden en kopieerbescherming. De Auteurswet biedt bescherming tegen het omzeilen van dergelijke technologische beschermingsmaatregelen.
5.3 Voorbeeld van IE gebruik bij open source software
Open source software of alternatief ook free software (free als vrijheid en niet als noodzakelijk gratis) genoemd, heeft als doel dat de software voor iedereen beschikbaar is en ook gezamenlijk ontwikkeld kan worden.
Een gedeelte van deze software zit in de public domain en een ander deel valt onder een licentie. Bekende licenties zijn de GPL (GNU General Public License) of de BSD (Berkely Software Distribution) licentie. Deze licenties staan het gebruik van de software onder bepaalde voorwaarden toe. De gebruiker moet zich dus aan die voorwaarden houden en kan niet alles doen.
Vraag:
Hoe kunnen de voorwaarden van de open source licenties worden afgedwongen als de broncode openbaar is?
Hoewel de open source beweging vooral in de academische wereld ontstaan is, zijn er tegenwoordig veel en ook grote bedrijven die open source software ontwikkelen. Deze bedrijven gebruiken de gezamenlijke ontwikkeling om producten en diensten rond de open source software aan te bieden.
5.4 Voorbeeld van IE gebruik bij standaarden
5.4.1 VESA (Video Electronics Standards Association)
Vesa is een non-profitorganisatie die meer dan 300 bedrijven vertegenwoordigt. Deze bedrijven zijn lid van de organisatie. Het stelt interfacestandaarden vast voor de computer en consumentenelectronica.
De visie van VESA (van de website):
VESA’s vision is continual growth in technical standards development and evolution into an international trade association, with world-wide membership driving standards initiatives, product implementations, and market implementation.
5.4.2 Displayport
De displayport verbinding tussen computer en monitor is een belangrijke standaard van Vesa. De leden van Vesa mogen het displayport logo gebruiken op hun producten als die voldoen aan de standaard. In figuur 15 is het logo weergegeven.

Vraag:
Hoe kan het gebruik van het logo tot alleen leden die voldoen aan de standaard worden beperkt?
Ook voorbereidend ontwerpmateriaal kan auteursrechtelijk zijn beschermd, mits geen programmeerslag met creatieve stappen meer nodig is om van dat materiaal een computerprogramma te maken.↩︎