6 Woordenlijst
B
- BOIP
- Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom. Het Benelux-bureau voor de Intellectuele Eigendom (in het Engels BOIP: Benelux Office for Intellectual Property, in het Frans: Office Benelux de la Propriété intellectuelle) registreert merken en modellen voor de Benelux. 70
C
- claims
- Claims worden in formeel Nederlands conclusies genoemd. De claims zijn een onderdeel van een octrooi om de beschermingsomvang te definiëren. Meestal bestaat de verzameling claims uit een hoofdclaim met meerdere afhankelijke claims. 26 29
D
- diversificatie
- Diversificatie geeft bedrijven de kans hun aanbod aan producten en diensten uit te breiden. 60
- DPMA
- Deutsches Patent- und Markenamt. Het Duitse octrooibureau is belast met het verlenen van octrooien en merken voor Duitsland. 74
E
- EOB
- Europees Octrooibureau. Het Europees Octrooibureau (in het Engels EPO: European Patent Office) is belast met het verlenen van de Europese octrooien volgens het Europees Octrooiverdrag (EOV). De hoofdvestiging in München met nevenvestigingen in Rijswijk, Berlijn en Wenen. 17 28 34 71
- EOV
- Europees Octrooiverdrag. In het Engels: European Patent Convention (EPC), Duits: Europäisches Patentübereinkommen (EPÜ), Frans: Convention sur le brevet européen (CBE). Een multilateraal verdrag dat het systeem definieert voor het verkrijgen van een Europees octrooi. Naast de artikelen en regels voor het verkrijgen van een octrooi, is het EOV ook de basis voor de Europese Octrooi Organisatie. Het Europees Octrooibureau (EOB) is belast met het verlenen van de Europese octrooien. 12 16 63 78
- EUIPO
- European Union Intellectual Property Office. Het European Union Intellectual Property Office registreert merken en modellen voor de gehele EU. Ook wel uniemerken en uniemodellen genoemd. 72
- examiner
- In het Nederlands onderzoeker of technisch onderzoeker genoemd. Deze persoon werkt bij een octrooibureau en heeft als hoofdtaak een octrooiaanvraag inhoudelijk te behandelen. Dit is vooral het search report opstellen en het octrooi verlenen. 33
F
- Freedom to Operate
- Freedom to Operate (afkorting FTO) is een onderzoek waarin mogelijke risico’s worden geanalyseerd van de marktintroductie van een nieuw product op inbreuk op octrooien van derden. 49 52 57
I
- IE
- Intellectueel Eigendom. Zie ook de beschrijving van intellectueel eigendom in de woordenlijst. 2 3 5 – 8 10 62 66
- industriële eigendomsrechten
- Industriële eigendomsrechten zijn alle soorten intellectuele eigendomsrechten behalve auteursrecht. 40
- inlicenseren
- Inlicenseren biedt de ondernemming de mogelijkheid om aanzienlijk te besparen op de investering in onderzoek, ontwikkeling, productie en marketing. Door een octrooilicentie af te sluiten met de octrooihouder kan de licentienemer de octrooieerde technologie op de markt brengen. 55
- innovatie
- Het toepassen van nieuwe technologieën in producten, diensten en processen. 41
- intellectueel eigendom
- Tot intellectueel eigendom behoren voortbrengselen van de geest. Intellectueel eigendom wordt vaak als synoniem voor intellectuele eigendomsrechten gebruikt. 1 42 46 47 53 64 67
- intellectuele eigendomsrechten
- Intellectuele eigendomsrechten (IE-rechten) zijn de exclusieve rechten van rechthebbenden op een voortbrengsel van de menselijke geest. Tot de intellectuele-eigendomsrechten behoren sterk uiteenlopende rechten als het auteursrecht, naburige rechten, het databankenrecht, het octrooirecht, het merkenrecht, het tekeningen- en modellenrecht, het handelsnaamrecht, het kwekersrecht en het chipsrecht. 4 44 45 65
J
- JPO
- Japan Patent Office. Het Japanse octrooibureau is belast met het verlenen van octrooien en merken voor Japan. 76
L
- licentie
- Betekenis van licentie bij het gebruik in de IE: Het recht om een product of dienst waar een andere rechtspersoon intellectueel eigendom op heeft, commercieel te gebruiken op basis van een financiële of materiële vergoeding. 54
O
- octrooi
- Octrooi wordt ook patent genoemd. Een intellectueel eigendomsrecht op een uitvinding. 9 11
- Octrooicentrum Nederland
- Octrooicentrum Nederland is de octrooiverlener voor Nederland. Het Octrooicentrum is een onderdeel van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en valt onder het Nederlandse ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Het Octrooicentrum geeft ook voorlichting over het octrooisysteem en behartigt de belangen van Nederland in Europese en mondiale organisaties voor intellectueel eigendom. 15 69
P
- patent landscape-analyse
- Een patent landscape-analyse geeft een wereldwijd overzicht van octrooihouders die technologie hebben in de economische sector van jouw organisatie. Daarmee heb je zowel markt- als productinformatie over al bestaande technologie. Met deze analyse kan je op tijd onderzoek en ontwikkeling bijsturen, of besluiten om een licentie aan te vragen van de octrooihouder voor jouw markt. 48 50 51 56 58 61
- PCT
- Patent Cooperation Treaty. Dit Octrooisamenwerkingsverdrag is om verleningsprocedures gedeeltelijk te stroomlijnen en in vorm en inhoud te harmoniseren. Met de PCT-procedure hoeft een aanvrager slechts een enkele aanvraag in te dienen, die dan rechtsgevolgen heeft in alle bij de PCT aangesloten staten. 18 27 35 38 79
- prioriteit
- Een octrooiaanvraag kan het recht van voorrang verkrijgen van een eerdere aanvraag. Dit heeft het effect alsof de octrooiaanvraag op de datum van de eerdere aanvraag is ingediend. 39
R
- rapport van het onderzoek naar de stand van de techniek
- Dit rapport wordt opgesteld door het octrooibureau waar de octrooiaanvraag is ingediend. Bij de toetsing in de octrooiprocedure worden de nieuwheid en de inventiviteit beoordeeld aan de hand van de documenten in dit rapport. Het bevat daarom de meest relevante documenten voor de toetsing. 32 68
- ROW
- Rijksoctrooiwet 1995. Wet voor octrooien geldig binnen Nederland, inclusief Caribisch gebied, Curaçao en Sint Maarten. 14 77
S
- search report
- In het Nederlands: rapport van het onderzoek naar de stand van de techniek. 30 37
- stand van de techniek
- De stand van de techniek wordt gevormd door alles wat voor de dag van indiening van de octrooiaanvraag openbaar toegankelijk is gemaakt door een schriftelijke of mondelinge beschrijving, door toepassing of op een andere manier. 21 22 31 43
U
- uitlicenseren
- Uitlicenseren biedt een organisatie de mogelijkheid om anderen gebruik te laten maken van een geoctrooieerde technologie. Dit kan voor de octrooihouder rendabel zijn omdat bij het opstellen van een licentie overeenkomst meteen afspraken worden gemaakt over de afdracht van inkomsten door de licentienemer. 59
- uitputting
- Als een merk-, model- of octrooihouder, of een ander met toestemming van de houder, een product heeft verkocht, dan heeft hij hiervoor geld ontvangen en kan hij het recht niet meer gebruiken voor dat product. Dit geldt voor merken, modellen, octrooien en andere IE-rechten. 19
- USPTO
- United States Patent and Trademark Office. Het United States Patent and Trademark Office is belast met het verlenen van octrooien en merken voor de Verenigde Staten. 75
V
- vakman
- De term vakman, zoals gebruikt in het octrooirecht, is een geconstrueerde virtueel persoon met kennis en kunde van een (breed) technisch gebied. De vakman kent de gehele stand van de techniek, maar heeft geen enkel vermogen tot inventiviteit. Deze virtuele vakman wordt gebruikt bij het opstellen van argumentie bij vooral inventiviteit (uitvinderswerkzaamheid), volledigheid en duidelijkheid van de octrooiaanvraag. 20 23 – 25
W
- WIPO
- World Intellectual Property Organisation. Wereldorganisatie voor intellectuele eigendom. WIPO is een gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties. WIPO bestaat uit 193 lidstaten, en beheert 26 internationale verdragen. Het hoofdkwartier is in Genève. 13 36 73
7 Links
7.1 Nationale en internationale IE-bureaus
https://www.rvo.nl/onderwerpen/innovatief-ondernemen/octrooien-ofwel-patenten
https://www.boip.int/
https://www.epo.org/
https://www.euipo.europa.eu/
https://www.wipo.int/
https://www.dpma.de/
https://www.uspto.gov/
https://www.jpo.go.jp/e/
7.2 Verdere informatie
https://www.thatsip.nl/nl/
https://www.rvo.nl/onderwerpen/octrooien-ofwel-patenten/uitlegvideos
https://www.youtube.com/user/ipogovuk
http://www.won-nl.org
7.3 Interessante publicaties van het WIPO
https://www.wipo.int/publications/en/details.jsp?id=4528&plang=EN
https://www.wipo.int/publications/en/details.jsp?id=4410&plang=EN
https://www.wipo.int/publications/en/details.jsp?id=4080&plang=EN
An Introduction to Patents for Small and Medium-sized Enterprises
https://www.wipo.int/publications/en/details.jsp?id=4350&plang=EN
A Guide to Intellectual Property for Startups
https://www.wipo.int/publications/en/details.jsp?id=4545&plang=EN
https://www.wipo.int/publications/en/details.jsp?id=4593&plang=EN
https://www.wipo.int/publications/en/details.jsp?id=4582&plang=EN
7.4 IE-databanken
https://worldwide.espacenet.com/patent/
https://www.epo.org/espacenet-pocket-guide
https://www.rvo.nl/sites/default/files/2021/03/Handleiding%20Espacenet_februari2021.pdf
https://register.epo.org/
https://data.epo.org/expert-services/index.html
https://patents.google.com/
https://depatisnet.dpma.de/DepatisNet/depatisnet
https://patentscope.wipo.int/
https://www.lens.org/
https://www.tmdn.org/
https://euipo.europa.eu/eSearch/
https://www.boip.int/nl/merkenregister
BBIE modellenregister:
https://www.boip.int/nl/modellenregister
Octrooiregister Nederland:
https://mijnoctrooi.rvo.nl/fo-eregister-view/
https://register.dpma.de/DPMAregister/pat/basis
https://www.ipo.gov.uk/p-ipsum.htm
https://www.j-platpat.inpit.go.jp/
7.5 Octrooiclassificatieschema’s
https://www.uspto.gov/web/patents/classification/cpc/html/cpc.html
https://www.cooperativepatentclassification.org/cpcSchemeAndDefinitions/table
8 Bibliografie
9 Gedeeltes IE-wetteksten
9.1 Gedeeltes Rijksoctrooiwet 1995
Hieronder zijn de meest relevante gedeeltes van de Rijksoctrooiwet (ROW) te vinden.
Artikel 2
- Vatbaar voor octrooi zijn uitvindingen op alle gebieden van de technologie die nieuw zijn, op uitvinderswerkzaamheid berusten en toegepast kunnen worden op het gebied van de nijverheid.
- In de zin van het eerste lid worden in het bijzonder niet als
uitvindingen beschouwd:
- ontdekkingen, alsmede natuurwetenschappelijke theorieën en wiskundige methoden;
- esthetische vormgevingen;
- stelsels, regels en methoden voor het verrichten van geestelijke arbeid, voor het spelen of voor de bedrijfsvoering, alsmede computerprogramma’s;
- presentaties van gegevens.
- Het tweede lid geldt alleen voor zover het betreft de aldaar genoemde onderwerpen of werkzaamheden als zodanig.
Artikel 4
- Een uitvinding wordt als nieuw beschouwd, indien zij geen deel uitmaakt van de stand van de techniek.
- De stand van de techniek wordt gevormd door al hetgeen voor de dag van indiening van de octrooiaanvrage openbaar toegankelijk is gemaakt door een schriftelijke of mondelinge beschrijving, door toepassing of op enige andere wijze.
- Tot de stand van de techniek behoort tevens de inhoud van eerder ingediende octrooiaanvragen, die op of na de in het tweede lid bedoelde dag overeenkomstig artikel 31 in het octrooiregister zijn ingeschreven.
- Tot de stand van de techniek behoort voorts de inhoud van Europese octrooiaanvragen en van internationale aanvragen als bedoeld in artikel 153, derde tot en met vijfde lid, van het Europees Octrooiverdrag, waarvan de datum van indiening, die geldt voor de toepassing van artikel 54, tweede en derde lid, van dat verdrag, ligt voor de in het tweede lid bedoelde dag, en die op of na die dag zijn gepubliceerd op grond van artikel 93 van dat verdrag onderscheidenlijk van artikel 21 van het Samenwerkingsverdrag.
- Niettegenstaande het bepaalde in het eerste tot en met vierde lid zijn tot de stand van de techniek behorende stoffen of samenstellingen vatbaar voor octrooi, voor zover zij bestemd zijn voor de toepassing van een van de in artikel 3, onderdeel f, bedoelde methoden, mits de toepassing daarvan voor enige in dat lid bedoelde methode niet tot de stand van de techniek behoort.
- Onverminderd het eerste tot en met het vierde lid, zijn stoffen of samenstellingen als bedoeld in het vijfde lid, vatbaar voor octrooi voor een specifieke toepassing in een werkwijze als bedoeld in artikel 3, onderdeel f, mits die toepassing niet tot de stand van de techniek behoort.
Artikel 6
Een uitvinding wordt als het resultaat van uitvinderswerkzaamheid aangemerkt, indien zij voor een deskundige niet op een voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek. Indien documenten als bedoeld in artikel 4, derde en vierde lid, tot de stand van de techniek behoren, worden deze bij de beoordeling van de uitvinderswerkzaamheid buiten beschouwing gelaten.
Artikel 9
- Degene die in een der landen, aangesloten bij de Internationale Unie tot bescherming van de industriële eigendom of aangesloten bij de Wereld Handelsorganisatie, overeenkomstig de in dat land geldende wetten, en degene die, overeenkomstig de tussen twee of meer voornoemde landen gesloten verdragen, octrooi of een gebruikscertificaat dan wel bescherming van een gebruiksmodel heeft aangevraagd, geniet gedurende een termijn van twaalf maanden na de dag van die aanvrage in Nederland, Curaçao en Sint Maarten een recht van voorrang ter verkrijging van octrooi voor datgene, waarvoor door hem de in de aanhef bedoelde bescherming werd aangevraagd. Met een der landen als bedoeld in de eerste volzin wordt gelijkgesteld een land dat op grond van een mededeling van de bevoegde autoriteit in dat land een recht van voorrang erkent onder gelijkwaardige voorwaarden en met gelijkwaardige rechtsgevolgen als die, bedoeld in het op 20 maart 1883 te Parijs tot stand gekomen Verdrag tot bescherming van de industriële eigendom (Trb. 1974, 225 en Trb. 1980, 31). Het voorgaande vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van degene, die een uitvinderscertificaat heeft aangevraagd, indien de betrokken wetgeving de keus laat tussen verkrijging van zodanig certificaat of een octrooi.
- Onder aanvrage in de zin van het eerste lid wordt iedere aanvrage verstaan, waarvan de datum van indiening kan worden vastgesteld, ongeacht het verdere lot van die aanvrage.
- Indien de rechthebbende meer aanvragen voor hetzelfde onderwerp heeft ingediend, komt voor het recht van voorrang slechts de eerst ingediende in aanmerking. Niettemin kan het recht van voorrang ook berusten op een later ingediende aanvrage ter verkrijging van bescherming in hetzelfde land, mits de eerst ingediende aanvrage voor de indiening van de latere aanvrage is ingetrokken, vervallen of afgewezen zonder ter kennis van het publiek te zijn gebracht en zonder rechten te hebben laten bestaan en mits zij nog niet als grondslag heeft gediend voor de inroeping van een recht van voorrang. Indien een recht van voorrang, berustend op een later ingediende aanvrage, is ingeroepen, zal de eerst ingediende aanvrage niet meer als grondslag kunnen dienen voor de inroeping van een recht van voorrang.
- De voorrang heeft voor de toepassing van de artikelen 4, tweede, derde en vierde lid, en 6 ten gevolge, dat de aanvrage waarvoor dit recht bestaat, wordt aangemerkt als te zijn ingediend op de dag van indiening van de aanvrage waarop het recht van voorrang berust.
- De aanvrager kan een beroep doen op meer dan één recht van voorrang, zelfs wanneer de rechten van voorrang uit verschillende landen afkomstig zijn. Ook kan de aanvrage, waarbij een beroep op een of meer rechten van voorrang wordt gedaan, elementen bevatten, waarvoor in de conclusies van de aanvrage, waarvan de voorrang wordt ingeroepen, geen rechten werden verlangd, mits de tot de laatste aanvrage behorende stukken het betrokken product of de betrokken werkwijze voldoende nauwkeurig aangeven.
- Degene die van het recht van voorrang gebruik wil maken, moet daarop schriftelijk beroep doen bij de indiening van de aanvrage of binnen zestien maanden na de datum van indiening van de aanvrage waarop hij zich beroept, onder vermelding van die datum van indiening en van het land waarin of waarvoor deze werd ingediend.
- Een verbetering van of toevoeging aan een eerder ingeroepen recht van voorrang moet worden verzocht binnen zestien maanden na de datum van indiening van de aanvrage waarop hij zich beroept.
- Binnen zestien maanden na indiening van de aanvrage waarop hij zich beroept als bedoeld in het zesde en zevende lid, moet hij het nummer alsmede een in de Nederlandse, Franse, Duitse of Engelse taal gesteld afschrift van de aanvrage waarop hij zich beroept of een vertaling van die aanvrage in een van die talen aan het bureau verstrekken, tenzij de eerdere aanvrage bij het bureau of het bureau, bedoeld in artikel 99, is ingediend, alsmede, als hij niet degene is die de aanvrage, op grond waarvan de voorrang wordt ingeroepen heeft ingediend, een document waaruit zijn rechten blijken. Het bureau kan verlangen dat de in de vorige volzin bedoelde vertaling wordt gewaarmerkt indien het bureau redelijke twijfel heeft ten aanzien van de juistheid van die vertaling.
- Het recht van voorrang vervalt, indien niet aan het zesde, zevende of achtste lid is voldaan
Artikel 25
- De beschrijving van de uitvinding is duidelijk en volledig en wordt zodanig opgesteld dat de uitvinding daaruit door een deskundige kan worden begrepen en aan de hand daarvan kan worden toegepast. De omschrijving, gegeven in een of meer conclusies aan het slot van de beschrijving, is nauwkeurig. De beschrijving gaat zo nodig van daarmee overeenstemmende tekeningen vergezeld.
- Indien een uitvinding betrekking heeft op biologisch materiaal dat niet openbaar toegankelijk is en in de beschrijving niet zodanig kan worden omschreven dat de uitvinding aan de hand daarvan door een deskundige kan worden toegepast, dan wel indien een uitvinding het gebruik van dergelijk biologisch materiaal impliceert, is de beschrijving slechts toereikend indien het biologisch materiaal uiterlijk op de dag van indiening van de aanvrage is gedeponeerd bij een bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur aan te wijzen instelling.
- Indien een uitvinding betrekking heeft op een sequentie of een partiële sequentie van een gen, bevat de beschrijving een concrete omschrijving van de functie en de industriële toepassing van deze sequentie of partiële sequentie. Ingeval voor de productie van een eiwit of partieel eiwit een sequentie of partiële sequentie van een gen is gebruikt, bevat de beschrijving van de industriële toepasbaarheid een precisering van het eiwit of partieel eiwit dat is geproduceerd en de functie daarvan.
- Bij algemene maatregel van rijksbestuur worden nadere regels gesteld
ten aanzien van:
- de gegevens die in de aanvrage worden opgenomen met betrekking tot de kenmerken en identificatie van het gedeponeerde biologisch materiaal, en
- de toegankelijkheid en beschikbaarheid van het gedeponeerde biologisch materiaal.
Artikel 53
- Een octrooi geeft de octrooihouder, behoudens de bepalingen van de
artikelen 53a tot en met 60, het uitsluitend recht:
- het geoctrooieerde voortbrengsel in of voor zijn bedrijf te vervaardigen, te gebruiken, in het verkeer te brengen of verder te verkopen, te verhuren, af te leveren of anderszins te verhandelen, dan wel voor een of ander aan te bieden, in te voeren of in voorraad te hebben;
- de geoctrooieerde werkwijze in of voor zijn bedrijf toe te passen of het voortbrengsel, dat rechtstreeks verkregen is door toepassing van die werkwijze, in of voor zijn bedrijf te gebruiken, in het verkeer te brengen of verder te verkopen, te verhuren, af te leveren of anderszins te verhandelen, dan wel voor een of ander aan te bieden, in te voeren of in voorraad te hebben.
- Het uitsluitend recht wordt bepaald door de conclusies van het octrooischrift, waarbij de beschrijving en de tekeningen dienen tot uitleg van die conclusies.
- Het uitsluitend recht strekt zich niet uit over handelingen, uitsluitend dienende tot onderzoek van het geoctrooieerde, daaronder begrepen het door toepassing van de geoctrooieerde werkwijze rechtstreeks verkregen voortbrengsel. Het uitsluitend recht strekt zich evenmin uit tot de bereiding voor direct gebruik ten behoeve van individuele gevallen op medisch voorschrift van geneesmiddelen in apotheken, noch tot handelingen betreffende de aldus bereide geneesmiddelen.
- Het uitvoeren van de noodzakelijke studies, tests en proeven met het oog op de toepassing van artikel 10, eerste tot en met vierde lid, van Richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PbEG L 311) of artikel 13, eerste tot en met het vijfde lid van Richtlijn 2001/82/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEG L 311) en de daaruit voortvloeiende praktische vereisten worden niet beschouwd als een inbreuk op octrooien met betrekking tot geneesmiddelen voor menselijk gebruik, respectievelijk geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik.
- Is een voortbrengsel als in het eerste lid, onder a of b, bedoeld, in Nederland, Curaçao of Sint Maarten rechtmatig in het verkeer gebracht, dan wel door de octrooihouder of met diens toestemming in één der Lid-Staten van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte in het verkeer gebracht, dan handelt de verkrijger of latere houder niet in strijd met het octrooi, door dit voortbrengsel in of voor zijn bedrijf te gebruiken, te verkopen, te verhuren, af te leveren of anderszins te verhandelen, dan wel voor een of ander aan te bieden, in te voeren of in voorraad te hebben.
- Een voortbrengsel als in het eerste lid, onder a of b, bedoeld, dat voor de verlening van het octrooi, of, indien het een Europees octrooi betreft, voor de dag, waarop overeenkomstig artikel 97, derde lid, van het Europees Octrooiverdrag de vermelding van de verlening van het Europees octrooi is gepubliceerd, in een bedrijf is vervaardigd, mag niettegenstaande het octrooi ten dienste van dat bedrijf worden gebruikt.
- Een octrooi geeft de octrooihouder, behoudens de bepalingen van de
artikelen 53a tot en met 60, het uitsluitend recht:
9.2 Gedeeltes Europees Octrooiverdrag
Hieronder zijn de meest relevante gedeeltes van het Europees Octrooiverdrag te vinden (EOV).
Artikel 52. Octrooieerbare uitvindingen
- Europese octrooien worden verleend voor uitvindingen, op alle gebieden van de technologie, mits zij nieuw zijn, op uitvinderswerkzaamheid berusten en industrieel toepasbaar zijn.
- In de zin van het eerste lid worden in het bijzonder niet als
uitvindingen beschouwd:
- ontdekkingen, wetenschappelijke theorieën en wiskundige methoden;
- esthetische vormgevingen;
- stelsels, regels en methoden voor het verrichten van geestelijke arbeid, voor spelen of voor de bedrijfsvoering, alsmede computerprogramma’s;
- presentatie van informatie.
- Het tweede lid sluit de octrooieerbaarheid van de aldaar genoemde onderwerpen of werkzaamheden alleen dan uit voor zover de Europese octrooiaanvrage of het Europees octrooi betrekking heeft op een van die onderwerpen of werkzaamheden als zodanig.
Artikel 54. Nieuwheid
- Een uitvinding wordt als nieuw beschouwd indien zij geen deel uitmaakt van de stand van de techniek.
- De stand van de techniek wordt gevormd door al hetgeen vóór de datum van indiening van de Europese octrooiaanvrage openbaar toegankelijk is gemaakt door een schriftelijke of mondelinge beschrijving, door toepassing of op enige andere wijze.
- Als behorend tot de stand van de techniek wordt tevens aangemerkt de inhoud van Europese octrooiaanvragen, zoals die zijn ingediend, waarvan de datum van indiening gelegen is vóór de in het tweede lid genoemde datum en die op of na die datum zijn gepubliceerd.
- Het tweede en derde lid sluiten de octrooieerbaarheid van stoffen of mengsels, behorend tot de stand van de techniek, voor toepassing bij een in artikel 53, onderdeel c, bedoelde methode niet uit, mits de toepassing ervan bij een dergelijke methode niet behoort tot de stand van de techniek.
- Het tweede en derde lid sluiten voorts niet de octrooieerbaarheid uit van stoffen of mengsels als bedoeld in het vierde lid voor een specifieke toepassing in een werkwijze bedoeld in artikel 53, onderdeel c, mits die toepassing niet tot de stand van de techniek behoort.
Artikel 56. Uitvinderswerkzaamheid
Een uitvinding wordt als het resultaat van uitvinderswerkzaamheid aangemerkt, indien zij voor de vakman niet op een voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek. Indien documenten bedoeld in artikel 54, derde lid, tot de stand van de techniek behoren, worden deze bij de beoordeling van de uitvinderswerkzaamheid buiten beschouwing gelaten.
Artikel 83. Openbaring van de uitvinding
De uitvinding dient in de Europese octrooiaanvrage zodanig duidelijk en volledig te zijn geopenbaard, dat zij door de vakman kan worden toegepast.
Artikel 87. Recht van voorrang
- Degene die op regelmatige wijze in of voor
- een Staat die partij is bij het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom of
- een lid van de Wereldhandelsorganisatie,
- Elke aanvrage die de waarde heeft van een regelmatige nationale aanvrage, overeenkomstig de nationale wetgeving van de Staat waarin de aanvrage is ingediend, dan wel overeenkomstig bilaterale of multilaterale overeenkomsten, met inbegrip van dit Verdrag, wordt erkend dat deze een recht van voorrang doet ontstaan.
- Onder een regelmatige nationale aanvrage dient te worden verstaan iedere aanvrage waarvan de datum van indiening kan worden vastgesteld, ongeacht het verdere lot van die aanvrage.
- Met een eerste aanvrage waarvan de datum van indiening het begintijdstip van de termijn van voorrang is, dient te worden gelijkgesteld een latere aanvrage die betrekking heeft op hetzelfde onderwerp als een eerder gedane aanvrage en die is ingediend in of voor dezelfde Staat, mits de eerder gedane aanvrage op de datum van indiening van de latere aanvrage is ingetrokken, prijsgegeven of afgewezen, zonder voor het publiek ter inzage te hebben gelegen en zonder rechten te hebben laten bestaan, en mits zij niet als grondslag heeft gediend voor een beroep op het recht van voorrang. De eerder gedane aanvrage kan dan niet meer als grondslag dienen voor het beroep op een recht van voorrang.
- Indien de eerste aanvrage is ingediend bij een instantie voor de industriële eigendom die niet onder het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom valt of het Verdrag tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, zijn het eerste tot en met het vierde lid van toepassing, wanneer die instantie, volgens een mededeling van de President van het Europees Octrooibureau, erkent dat een eerste indiening gedaan bij het Europees Octrooibureau een recht van voorrang doet ontstaan onder de voorwaarden en met vergelijkbare werking als bedoeld in het Verdrag van Parijs.
- Degene die op regelmatige wijze in of voor
Artikel 88. Beroep op voorrang
- De aanvrager die zich wil beroepen op de voorrang van een eerdere aanvrage, dient een verklaring van voorrang en andere eventueel vereiste stukken in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement in te dienen.
- Voor een Europese octrooiaanvrage kan op meerdere rechten van voorrang een beroep worden gedaan, zelfs indien de rechten van voorrang uit verschillende landen afkomstig zijn. Ook kan voor eenzelfde conclusie op meer dan één recht van voorrang een beroep worden gedaan. Indien op meer dan één recht van voorrang een beroep wordt gedaan, worden de termijnen, die beginnen op de voorrangsdatum, berekend vanaf de vroegste voorrangsdatum.
- Indien voor de Europese octrooiaanvrage op een of meer rechten van voorrang een beroep wordt gedaan, geldt het recht van voorrang alleen voor die elementen van de Europese octrooiaanvrage, die zijn vervat in de aanvrage of aanvragen, waarvoor een beroep op het recht van voorrang is gedaan.
- Indien bepaalde elementen van de uitvinding waarvoor een beroep op een recht van voorrang is gedaan, niet voorkomen in de conclusies vermeld in de eerdere aanvrage, kan desondanks het recht van voorrang worden erkend, indien uit de gezamenlijke stukken van de eerdere aanvrage deze elementen duidelijk blijken.
Artikel 89. Werking van het recht van voorrang
Het recht van voorrang heeft ten gevolge dat de voorrangsdatum wordt beschouwd als de datum van indiening van de Europese octrooiaanvrage voor de toepassing van artikel 54, tweede en derde lid, en artikel 60, tweede lid.
9.3 Gedeeltes Patent Cooperation Treaty
Hieronder zijn de meest relevante gedeeltes van de Patent Cooperation Treaty (PCT) te vinden.
Artikel 5. De beschrijving
De beschrijving dient de uitvinding voldoende duidelijk en volledig weer te geven om door een deskundige te kunnen worden toegepast.
Artikel 6. De conclusies
De conclusie of conclusies omschrijven datgene waarvoor bescherming wordt gevraagd. De conclusies dienen duidelijk en beknopt te zijn. Zij dienen volledig steun te vinden in de beschrijving.
Artikel 8. Beroep op een recht van voorrang
- De internationale aanvrage kan een verklaring bevatten, zoals voorgeschreven in het Reglement, waarin een beroep op een recht van voorrang wordt gedaan op grond van één of meer aanvragen, die eerder zijn ingediend in of voor een land dat partij is bij het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom.
- Onverminderd het bepaalde onder b) zijn de vereisten voor en de rechtsgevolgen van een ingevolge het eerste lid gedaan beroep op een recht van voorrang die, welke zijn voorzien in artikel 4 van de Akte van Stockholm van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom.
- De internationale aanvrage waarvoor een beroep wordt gedaan op het recht van voorrang op grond van een of meer aanvragen, die eerder in of voor een Verdragsluitende Staat zijn ingediend, kan de aanwijzing van die Staat bevatten. Indien in de internationale aanvrage een beroep wordt gedaan op het recht van voorrang op grond van een of meer nationale aanvragen, ingediend in of voor een aangewezen Staat of indien een beroep wordt gedaan op het recht van voorrang van een internationale aanvrage waarin slechts één Staat is aangewezen, worden de vereisten voor en de rechtsgevolgen van het beroep op het recht van voorrang in die Staat geregeld door de nationale wetgeving van die Staat.
Artikel 33. De internationale voorlopige beoordeling
- Het doel van de internationale voorlopige beoordeling is een voorlopig oordeel zonder verplichting te formuleren over de vragen of de uitvinding waarvoor uitsluitende rechten worden verlangd, nieuw lijkt, op uitvinderswerkzaamheid lijkt te berusten, (niet voor de hand lijkt te liggen) en vatbaar lijkt voor toepassing op het gebied van de nijverheid.
- Voor de internationale voorlopige beoordeling wordt een uitvinding waarvoor uitsluitende rechten worden verlangd, als nieuw beschouwd indien zij niet bekend is uit de stand van de techniek zoals omschreven in het Reglement.
- Voor de internationale voorlopige beoordeling wordt een uitvinding waarvoor uitsluitende rechten worden verlangd, beschouwd op uitvinderswerkzaamheid te berusten indien zij, met inachtneming van de stand van de techniek zoals omschreven in het Reglement niet, op het voorgeschreven toepasselijke tijdstip, voor een deskundige voor de hand ligt.
- Voor de internationale voorlopige beoordeling wordt aangenomen dat een uitvinding waarvoor uitsluitende rechten worden verlangd, vatbaar is voor toepassing op het gebied van de nijverheid, indien zij, al naar haar aard, kan worden vervaardigd of toegepast (in technologische zin) op enig gebied van de nijverheid. „Nijverheid” wordt opgevat in de ruimste zin, zoals in het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom.
- De hiervoor beschreven maatstaven gelden alleen voor de internationale voorlopige beoordeling. Een Verdragsluitende Staat kan bijkomende of andere maatstaven toepassen voor de beslissing of de uitvinding waarvoor uitsluitende rechten worden verlangd, in die Staat al dan niet octrooieerbaar is.
- Bij de internationale voorlopige beoordeling wordt rekening gehouden met alle in het verslag van het internationale nieuwheidsonderzoek aangehaalde literatuurplaatsen. Er kan rekening worden gehouden met alle andere literatuurplaatsen die in het desbetreffende geval van belang worden geacht.
Regel 64. Stand van de techniek voor de internationale voorlopige beoordeling
64.1 Stand van de techniek
- Voor de toepassing van artikel 33, tweede en derde lid, wordt alles wat, waar ook ter wereld, ter beschikking van het publiek is gesteld door middel van schriftelijke publikatie (met inbegrip van tekeningen en andere illustraties) als stand van de techniek beschouwd, mits dit ter beschikking stellen van het publiek plaatsvond voor de van belang zijnde datum.
- Voor de toepassing van paragraaf a is de van belang zijnde datum:
- onverminderd ii en iii, de datum van internationale indiening van de internationale aanvrage die het voorwerp is van een internationale voorlopige beoordeling;
- indien in de internationale aanvrage die het voorwerp is van een internationale voorlopige beoordeling een beroep wordt gedaan op een recht van voorrang van een eerdere aanvrage en die aanvrage een datum van internationale indiening heeft die valt binnen de termijn van voorrang, de datum van indiening van de eerdere aanvrage, tenzij de Instantie voor de Internationale Voorlopige Beoordeling oordeelt dat het beroep op een recht van voorrang niet rechtsgeldig is;
- indien in de internationale aanvrage die het voorwerp is van een internationale voorlopige beoordeling een beroep wordt gedaan op een recht van voorrang van een eerdere aanvrage en die aanvrage een datum van internationale indiening heeft die later valt dan de datum waarop de termijn van voorrang verstreek maar minder dan twee maanden na die datum, de datum van indiening van die eerdere aanvrage, tenzij de Instantie voor de Internationale Voorlopige Beoordeling oordeelt dat het beroep op een recht van voorrang niet rechtsgeldig is om andere redenen dan het feit dat de internationale aanvrage een datum van internationale indiening heeft die later valt dan de datum waarop de termijn van voorrang verstreek.
64.2 Niet-schriftelijke openbaarmakingen
In gevallen waarin het ter beschikking stellen van het publiek plaatsvond door middel van een mondelinge uiteenzetting, een gebruik, een tentoonstelling of op andere niet-schriftelijke wijze („niet-schriftelijke openbaarmaking”) voor de van belang zijnde datum als omschreven in Regel 64.1 b en de datum van deze niet-schriftelijke openbaarmaking is aangegeven in een schriftelijke publikatie die ter beschikking van het publiek is gesteld op een datum die dezelfde is als, of later valt dan, de van belang zijnde datum, wordt de niet-schriftelijke openbaarmaking voor de toepassing van artikel 33, tweede en derde lid, niet tot de stand van de techniek gerekend. Niettemin dient het verslag van de internationale voorlopige beoordeling de aandacht op deze niet-schriftelijke openbaarmaking te vestigen op de in Regel 70.9 voorgeschreven wijze.
64.3 Bepaalde gepubliceerde literatuurplaatsen
In gevallen waarin een aanvrage die, of een octrooi dat voor de toepassing van artikel 33, tweede en derde lid, zou behoren tot de stand van de techniek, indien zij of het zou zijn gepubliceerd voor de in Regel 64.1 bedoelde van belang zijnde datum, werd gepubliceerd op een datum die dezelfde is als, of later valt dan, de van belang zijnde datum, doch werd ingediend voor de van belang zijnde datum of daarbij een beroep werd gedaan op een recht van voorrang ten aanzien van een eerdere aanvrage die was ingediend voor de van belang zijnde datum, wordt deze gepubliceerde aanvrage of dit gepubliceerde octrooi voor de toepassing van artikel 33, tweede en derde lid, niet tot de stand van de techniek gerekend. Niettemin dient het verslag van de internationale voorlopige beoordeling de aandacht op deze aanvrage of dit octrooi te vestigen op de in Regel 70.10 voorgeschreven wijze.
10 Documenten
10.1 WO 01/31108 A1
10.2 FR 2 555 620 A1
10.3 The Better Clothespin
Origineel op: http://web.archive.org/web/20100119080606/http://www.americanheritage.com/articles/magazine/it/2006/2/2006_2_38.shtml
Why do inventors keep trying to improve a technology that is not only supremely simple but – for most of us – obsolete?
By Anita Lahey

Some of today’s newest laundry fasteners – and the classic wooden ones they’ve never yet supplanted. (Bob Rock)
In 1998 The Smithsonian Institution’s National Museum of American History mounted an exhibition titled ‘’American Clothespins,’’ which consisted in part of displays of patent models of clothespins from as long ago as the 1850s. People came in droves. Those old wooden pegs inspired a huge outpouring of nostalgia. Then one day Barbara Janssen, the curator behind the exhibition, was walking through the museum and saw a boy turn to his father and ask, ‘’What’s a clothespin, Dad?’’
It’s no wonder the child had never seen one before. Nearly 60 percent of American homes are now equipped with automatic clothes dryers. It’s in the shadow of the dryer that quaint old clothespins and clothespin doll kits turn up on auction at eBay. The device has become so superfluous that Janssen herself, the leading expert on its evolution, has no use for it beyond its appeal as a collector’s item. She once purchased a pack with playful flowershaped heads at Target, but not to hang garments with. When asked if she has a clothesline, she replies, ‘’Of course not. I use a dryer.’’
Yet right now designers and inventors are working to improve the ancient household tool, and some of them are seeking patents for its latest incarnations. The clothespin, low-tech and old-fashioned though it may be, continues to capture the imagination and attention of hopeful innovators.
The earliest American patent for a clothespin, issued in March 1832, described a bent strip of hickory held together with a wooden screw. It was impractical. Rain or even dampness would cause the screw to swell, rendering the pin inoperable. It took 21 more years for an improvement to emerge that would be deemed worthy of manufacture (if briefly): the ‘’spring-clamp for clotheslines,’’ invented by David M. Smith of Springfield, Vermont, in 1853, and made of two wooden ‘’legs’’ hinged together by a metal spring.
In his patent letters, Smith explained his clamp with a certain stiff eloquence: ‘’By pushing the two superior [upper] legs together the inferior [lower] ones are opened apart so that the instrument can be safely placed on the article of clothing hanging on the line. This done, the pressure of the fingers is to be removed so as to permit the reaction of the spring C to throw the inferior legs together, and cause them to simply grasp the piece of clothing and the line between them.’’ The clamp’s benefits: ‘’This instrument unlike the common wooden clothes pin in common use does not strain the clothes or injure them when it is used.’’ Furthermore, he triumphantly concluded, ‘’it cannot be detached from the clothes by the wind as is the case with the common pin and which is a serious evil to washerwomen.’’
This was the beginning of the end of the uncontested reign of the straight wooden clothespin, a cylindrical strip of wood with a slit up the middle. People had either carved those themselves or purchased them from traveling peddlers who had crafted them by hand. (Frequently these clothespins were given decorative knobs that served well as heads when children turned them into tiny dolls.) Smith’s invention, the earliest incarnation of the clothespin in most common use today, was to be tweaked and modified endlessly: 146 new patents were granted in the mid-nineteenth century alone, most modifying the shape or material of the spring or hinge in order to either improve performance or simplify manufacture.
It’s a low-tech design competition that continues, though at a calmer pace, more than a century and a half later. Nine clothespin patents have been issued in the United States since 1981, for odd-shaped clamps and clips designed by people from places as far-flung as North Yorkshire, England; Tiachung City, Taiwan; Castelficardo, Italy; and Victoria, Australia. They seek to avoid drawbacks of the standard Smith-style clothespin: a tendency to rust, to fail in high winds, to twist apart, to dent fragile fabrics, and to jump unpredictably off the line. Some of them resemble pliers, or boast formidable alligator-style jaws. The Yorkshire model, a plastic variation on the old-fashioned slit pin, is built with ribs that rise between increasingly broad gaps, to accommodate the varying thicknesses of garments and lines. The Taiwanese inventor of a reinforced, U-shaped clamp claims it will hold clothes firmly ‘’in a windy or vibrating situation.’’
Few of these have made it past their patent papers and into production. But the most recent new ‘’clothes-peg’’ (the common term for clothespin in Europe), a dual-plastic model that comes in pretty pastel colors, was patented on January 18, 2005. It is touted by its creator, the Zebra Company of Lyon, France, as the first clothespin made to ‘’take care’’ of clothing, treating it with kindness and respect. It’s now being sold at WalMart, Target, and Bed Bath & Beyond and in Europe and Canada. Xavier Gibert, one of three partners at Zebra, says his product’s pleasing appearance and soft texture make it ‘’a little less boring to hang out clothes.’’ Another, a teardrop-shaped radical departure from the standard, molded from a single piece of pliable plastic and called the Clip ‘n Stay, was named one of the top 10 designs of 1999 by Time magazine and has entered the collection of the Museum of Modern Art in New York City. And some 66 million’‘Hurricane Grip’’ pins are made each year by Technical Moulded Systems Limited in Staffordshire, England. They were created by Ivor Langford in the late 1990s, because metal springs often rust in rainy England and because 300 Britons a year are hospitalized after being struck by flying pegs.
In 2005 Oliver Mccarthy, a student at the School of Engineering and Design at Brunel University in London, England, earned a small dose of buzz as the inventor of a ‘’weather-predicting’’ clothespin, which uses electrical signals to forecast inclement weather and locks itself shut and becomes unusable if it feels a rain shower coming on. ‘’I wanted to take a fresh look at something that we all use regularly,’’ McCarthy says. ‘’So often I’d hang washing out, only to take it in again five minutes later, absolutely soaked.’’
McCarthy’s ‘’fresh look’’ explanation is telling. The clothespin, its many incarnations notwithstanding, has remained till recently so plain, so simple, and so little changed that it continues to attract designers by its very ordinariness. It is a prime target for face-lifts in a world where even simple functional tools are increasingly expected not just to work but to delight us as well.
‘’The world is more marketing aware,’’ says Paul Turnock, the director of industrial design and product design at Brunel. ‘’All products, however humble, are subject to lifestyle scrutiny now, and everything requires added value to sell. This can be functional as well as aesthetic as well as better to use.’’
Style may be new in clothespins, but even functionality isn’t that old. Pioneer women in North America and Europeans as late as the mid-nineteenth century routinely laid clothing over bushes and hedgerows to dry. But drying laundry in the bushes could be less than pleasant. Never mind the leaf bits and other debris that might cling to the clean fabric. In one incident recounted in a Canadian history magazine, a young woman was cornered by a rattlesnake while laying her laundry on bushes. Her mother found her ‘’pale, motionless… . The sweat rolled down her brow, and her hands… clenched convulsively.’’
At some point, in what may have been an innovation brought home by fishermen who had hung their washing in rigging while out at sea, people began to put up ropes, often propped up by wooden stakes, to hang wet clothes from. Shortly thereafter they began to fashion wooden clips, and the peddlers of the day saw their market opportunity. Smith’s clothespin and the manufacturing process that came with it sprang up precisely when a host of household tools and other objects were shifting from being handmade in small quantities to being manufactured in bulk. Plainfield, Vermont, became home to the National Clothespin Factory; Richwood, Virginia, according to a speech made by Sen. Robert Byrd in 2004, once boasted the world’s largest clothespin operation. But not until after World War II did the spring clothespin dominate the straight wooden one.
By the late 1950s the Penley Corporation, founded in 1923 by three brothers in the logging business, was turning out 120 spring clothespins a minute. Richard Penley, the grandson of one of the company’s founders and now its president, says the clothespin has always been surprisingly difficult to make. ‘’The disadvantage of working with wood is that you can cut a hundred boards of a particular log and every one of them has a different grain structure. When you cut it into small pieces and dry it, you have a great deal of variation from one piece to the next.’’
By 1970 Penley was one of just four companies still making clothespins in the United States; the others had either closed or begun importing. In 2001 Penley, too, shut down its clothespin operation and turned to Chinese suppliers. That left the National Clothespin Company in Montpelier, Vermont, the only manufacturer in the country; it gave up the following year. Wooden clothespins are now assembled exclusively in China. Rising manufacturing and labor costs, and dryers, are not the whole story. ‘’Disposable diapers probably did as much damage to the industry as anything else,’’ Penley says. ‘’Prior to the invention of a diaper you could throw away, families were washing diapers all the time.’’
The clothespin has not just disappeared from North American factories. It has also quite literally begun to be driven from people’s backyards. Though there is some movement to promote line drying as environmentally friendly, an opposing trend exists. According to the pro-clothesline Web site of Project Laundry List (www.laundrylist.org), operated by Alexander Lee of New Hampshire, nearly all the 35,000 homeowners’ associations in California prohibit the use of clotheslines, which they consider unsightly. The site maintains a list of clothesline-banning communities across the United States. On his Web site, Lee urges the ‘’victims’’ of such ‘’lunacy’’ to rise up against prohibition. ‘’My point is to educate people about how much energy gets used by electric clothes dryers. Plus, your clothes will last longer if you avoid dryers altogether.’’
Meanwhile, the man who six years ago designed the first clothespin to radically deviate from the three-piece Smith model – the pin that was hailed by Time and embraced by MOMA – uses his clip all the time, but not to dry laundry. ‘’I think it’s outlawed in my hometown,’’ says Lou Henry, of line drying in Westchester County, New York. ‘’I use it to hold a bag of potato chips closed.’’
Henry works for A2, Inc. (formerly Ancona 2), in Manhattan, where he created the Clip ‘n Stay clothespin in 1999 for the firm’s client Ekco Housewares Co., an Illinois company that had just entered the laundry industry. Henry and his colleagues persuaded their client that a snazzy new clothespin would lend its move into this new market some real punch.’‘We found that clothespins were the largest volume of laundry products sold by unit,’’ Henry says. They also found that the main differentiations between clothespin brands were whether they came in packs of 12 or 24 or 50 and whether they were made of wood or plastic. There was room for a little creativity.
‘’My first goal was to make something that was nothing like any clothespin out there. I wanted to make it look cooler, make it function better, and make it cheaper.’’ What he came up with, inspired in part by a previous effort to redesign salad tongs, was a teardrop-shaped clothespin made of a single piece of polypropylene that snapped together over a plastic hinge. A squeeze on the sides would cause the mouth at the base of the teardrop to open. It would close up again when the pressure was relaxed. It took a year of trial and error to find a plastic mixture that could easily be opened by an elderly woman with arthritis, for example, while retaining a firm grip. The final product was given a translucent look and was dyed in decorator colors, such as soft blue, orange, and green.
The result was a clothespin that looked high-end but was easier to manufacture and thus cheaper to make than the three-piece standard. Henry calls it the ‘’better mousetrap’’ of his career. ‘’It’s quite a feat when the design is so simple that it makes other designers pull their hair out that they didn’t think of it first.’’
When the ones he’s using on his chip bags wear out, however, Henry won’t be able to replace them. His clothespin was on the market only briefly, until Ekco became part of a larger company that had little interest in its laundry division. ‘’It had just been released,’’ says Henry. ‘’No one knew it was around in this corporate shuffle.’’
Prior to Henry’s breakthrough, the most significant change to the hinged, two-legged clothes-pin was not in form but in material. Before World War II every clothespin in the United States was made of wood, usually a hardwood such as birch, beech, or poplar, abundantly available and resistant to splitting. Then one summer day in 1944, the story goes, Mario Maccaferri, an Italian immigrant and the inventor of the plastic reed for woodwinds, was sent out by his wife to purchase clothespins. Their local shopkeeper had none in stock; Maccaferri went to his reed plant and returned home that evening with six models of plastic clothespins. He went into production immediately with a clothespin that became such a hit retailers would take them away by the barrelful.
Nowadays plastic clothespins are available in endless variations, including a new one that has gone into widespread production, Zebra’s ‘’sweet clip,’’ made with both hard and soft plastics, using a dual-injection manufacturing process. The hard plastic is in the long handles, while two softer cushions sit where the pin grips the clothes. Zebra developed a dual-plastic toothbrush 15 years ago, applied the principle to clothespins in Europe in the late 1990s, obtained a worldwide patent, and captured 8 percent of the global clothespin market. The pin is sold in North America under the name Urbana.
‘’We love to target stupid products,’’ says Xavier Gibert of Zebra. ‘’When you walk into a megastore, most of the time you see stupid products, boring products. You buy them because you need them. We target basic products to make them come alive, able to talk to people.’’ And what does the Urbana clothespin say? Something along the lines of ‘’I’ll be gentle.’’
‘’The key of this peg is not to be able to hold very heavy clothes,’’ says Gibert. ‘’It’s much more dedicated to sensitive clothes.’’ Response to the pin has been enthusiastic. ‘’People were attracted by the design. They said,’‘Wow, we love the shape.’’
The Zebra clothespin may struggle to survive in North America, however. Kirk Sabo, vice president of marketing for its distributor, Varimpo Products, says its markup is dangerously high. ‘’When you can get 100 clothespins for $2.49,’’ he asks, ’’ is there room for 10 for $4.99? Three years ago there weren’t nonslip sexy clothes-pegs, and now there are, so something’s happening, but how far will it go? The trick will be to drive down manufacturing costs so it can be more competitive.’’
The pin has sold robustly enough to hang on to shelf space even at WalMart. And it has already inspired knockoffs. Sabo says at least six violations of the patent exist, and they are being challenged.
If you ask Penley, though, the man who grew up in the clothespin business, the old-fashioned wooden one is the design that will endure. ‘’People have been inventing clothespins for a couple of hundred years,’’ he says. ‘’But the basic spring clothespin works, and it’s incredibly cheap. Nobody’s been able to improve upon it to the point that it’s a better product.’’
At least not yet.
Anita Lahey is a freelance writer in Ottawa, Ontario.