Introductie merken en octrooien

Bijlage

actuele versie van 10 januari 2025

7 Woordenlijst

B

BOIP
Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom. Het Benelux-bureau voor de Intellectuele Eigendom (in het Engels BOIP: Benelux Office for Intellectual Property, in het Frans: Office Benelux de la Propriété intellectuelle) registreert merken en modellen voor de Benelux. 11 16 18 20 82
BVIE
Benelux-verdrag inzake de Intellectuele Eigendom. Het Benelux-verdrag inzake de Intellectuele Eigendom is een verdrag tussen Nederland, België en Luxemburg en vormt de basis voor het Benelux merkenrecht en het Benelux tekeningen- en modellenrecht. 14 89

C

claims
Claims worden in formeel Nederlands conclusies genoemd. De claims zijn een onderdeel van een octrooi om de beschermingsomvang te definiëren. Meestal bestaat de verzameling claims uit een hoofdclaim met meerdere afhankelijke claims. 38 41

D

diversificatie
Diversificatie geeft bedrijven de kans hun aanbod aan producten en diensten uit te breiden. 72
DPMA
Deutsches Patent- und Markenamt. Het Duitse octrooibureau is belast met het verlenen van octrooien en merken voor Duitsland. 86

E

EOB
Europees Octrooibureau. Het Europees Octrooibureau (in het Engels EPO: European Patent Office) is belast met het verlenen van de Europese octrooien volgens het Europees Octrooiverdrag (EOV). De hoofdvestiging in München met nevenvestigingen in Rijswijk, Berlijn en Wenen. 29 40 46 83
EOV
Europees Octrooiverdrag. In het Engels: European Patent Convention (EPC), Duits: Europäisches Patentübereinkommen (EPÜ), Frans: Convention sur le brevet européen (CBE). Een multilateraal verdrag dat het systeem definieert voor het verkrijgen van een Europees octrooi. Naast de artikelen en regels voor het verkrijgen van een octrooi, is het EOV ook de basis voor de Europese Octrooi Organisatie. Het Europees Octrooibureau (EOB) is belast met het verlenen van de Europese octrooien. 24 28 75 92
EUIPO
European Union Intellectual Property Office. Het European Union Intellectual Property Office registreert merken en modellen voor de gehele EU. Ook wel uniemerken en uniemodellen genoemd. 12 17 19 21 84
EUTMR
Verordering (EU) 2017/1001 van het Europees parlement en de raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk. 15 90
examiner
In het Nederlands onderzoeker of technisch onderzoeker genoemd. Deze persoon werkt bij een octrooibureau en heeft als hoofdtaak een octrooiaanvraag inhoudelijk te behandelen. Dit is vooral het search report opstellen en het octrooi verlenen. 45

F

Freedom to Operate
Freedom to Operate (afkorting FTO) is een onderzoek waarin mogelijke risico’s worden geanalyseerd van de marktintroductie van een nieuw product op inbreuk op octrooien van derden. 61 64 69

I

IE
Intellectueel Eigendom. Zie ook de beschrijving van intellectueel eigendom in de woordenlijst. 2 3 5 8 10 74 78
industriële eigendomsrechten
Industriële eigendomsrechten zijn alle soorten intellectuele eigendomsrechten behalve auteursrecht. 52
inlicenseren
Inlicenseren biedt de ondernemming de mogelijkheid om aanzienlijk te besparen op de investering in onderzoek, ontwikkeling, productie en marketing. Door een octrooilicentie af te sluiten met de octrooihouder kan de licentienemer de octrooieerde technologie op de markt brengen. 67
innovatie
Het toepassen van nieuwe technologieën in producten, diensten en processen. 53
intellectueel eigendom
Tot intellectueel eigendom behoren voortbrengselen van de geest. Intellectueel eigendom wordt vaak als synoniem voor intellectuele eigendomsrechten gebruikt. 1 54 58 59 65 76 79
intellectuele eigendomsrechten
Intellectuele eigendomsrechten (IE-rechten) zijn de exclusieve rechten van rechthebbenden op een voortbrengsel van de menselijke geest. Tot de intellectuele-eigendomsrechten behoren sterk uiteenlopende rechten als het auteursrecht, naburige rechten, het databankenrecht, het octrooirecht, het merkenrecht, het tekeningen- en modellenrecht, het handelsnaamrecht, het kwekersrecht en het chipsrecht. 4 56 57 77

J

JPO
Japan Patent Office. Het Japanse octrooibureau is belast met het verlenen van octrooien en merken voor Japan. 88

L

licentie
Betekenis van licentie bij het gebruik in de IE: Het recht om een product of dienst waar een andere rechtspersoon intellectueel eigendom op heeft, commercieel te gebruiken op basis van een financiële of materiële vergoeding. 66

O

octrooi
Octrooi wordt ook patent genoemd. Een intellectueel eigendomsrecht op een uitvinding. 9 23
Octrooicentrum Nederland
Octrooicentrum Nederland is de octrooiverlener voor Nederland. Het Octrooicentrum is een onderdeel van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en valt onder het Nederlandse ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Het Octrooicentrum geeft ook voorlichting over het octrooisysteem en behartigt de belangen van Nederland in Europese en mondiale organisaties voor intellectueel eigendom. 27 81

P

patent landscape-analyse
Een patent landscape-analyse geeft een wereldwijd overzicht van octrooihouders die technologie hebben in de economische sector van jouw organisatie. Daarmee heb je zowel markt- als productinformatie over al bestaande technologie. Met deze analyse kan je op tijd onderzoek en ontwikkeling bijsturen, of besluiten om een licentie aan te vragen van de octrooihouder voor jouw markt. 60 62 63 68 70 73
PCT
Patent Cooperation Treaty. Dit Octrooisamenwerkingsverdrag is om verleningsprocedures gedeeltelijk te stroomlijnen en in vorm en inhoud te harmoniseren. Met de PCT-procedure hoeft een aanvrager slechts een enkele aanvraag in te dienen, die dan rechtsgevolgen heeft in alle bij de PCT aangesloten staten. 30 39 47 50 93
prioriteit
Een octrooiaanvraag kan het recht van voorrang verkrijgen van een eerdere aanvraag. Dit heeft het effect alsof de octrooiaanvraag op de datum van de eerdere aanvraag is ingediend. 51

R

rapport van het onderzoek naar de stand van de techniek
Dit rapport wordt opgesteld door het octrooibureau waar de octrooiaanvraag is ingediend. Bij de toetsing in de octrooiprocedure worden de nieuwheid en de inventiviteit beoordeeld aan de hand van de documenten in dit rapport. Het bevat daarom de meest relevante documenten voor de toetsing. 44 80
ROW
Rijksoctrooiwet 1995. Wet voor octrooien geldig binnen Nederland, inclusief Caribisch gebied, Curaçao en Sint Maarten. 26 91

S

search report
In het Nederlands: rapport van het onderzoek naar de stand van de techniek. 42 49
stand van de techniek
De stand van de techniek wordt gevormd door alles wat voor de dag van indiening van de octrooiaanvraag openbaar toegankelijk is gemaakt door een schriftelijke of mondelinge beschrijving, door toepassing of op een andere manier. 33 34 43 55

U

uitlicenseren
Uitlicenseren biedt een organisatie de mogelijkheid om anderen gebruik te laten maken van een geoctrooieerde technologie. Dit kan voor de octrooihouder rendabel zijn omdat bij het opstellen van een licentie overeenkomst meteen afspraken worden gemaakt over de afdracht van inkomsten door de licentienemer. 71
uitputting
Als een merk-, model- of octrooihouder, of een ander met toestemming van de houder, een product heeft verkocht, dan heeft hij hiervoor geld ontvangen en kan hij het recht niet meer gebruiken voor dat product. Dit geldt voor merken, modellen, octrooien en andere IE-rechten. 22 31
USPTO
United States Patent and Trademark Office. Het United States Patent and Trademark Office is belast met het verlenen van octrooien en merken voor de Verenigde Staten. 87

V

vakman
De term vakman, zoals gebruikt in het octrooirecht, is een geconstrueerde virtueel persoon met kennis en kunde van een (breed) technisch gebied. De vakman kent de gehele stand van de techniek, maar heeft geen enkel vermogen tot inventiviteit. Deze virtuele vakman wordt gebruikt bij het opstellen van argumentie bij vooral inventiviteit (uitvinderswerkzaamheid), volledigheid en duidelijkheid van de octrooiaanvraag. 32 35 37

W

WIPO
World Intellectual Property Organisation. Wereldorganisatie voor intellectuele eigendom. WIPO is een gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties. WIPO bestaat uit 193 lidstaten, en beheert 26 internationale verdragen. Het hoofdkwartier is in Genève. 13 25 48 85

8 Links

8.1 Nationale en internationale IE-bureaus

Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BOIP):
https://www.boip.int/
Europees Octrooibureau (EOB):
https://www.epo.org/
European Union Intellectual Property Office (EUIPO):
https://www.euipo.europa.eu/
World Intellectual Property Organisation (WIPO):
https://www.wipo.int/
Duits octrooibureau (DPMA):
https://www.dpma.de/
Octrooibureau van de Verenigde Staten (USPTO):
https://www.uspto.gov/
Japanse octrooibureau (JPO):
https://www.jpo.go.jp/e/

8.2 Verdere informatie

ThatsIP E-learning over intellectuele eigendom:
https://www.thatsip.nl/nl/
Octrooicentrum Nederland, video’s met uitleg over octrooien:
https://www.rvo.nl/onderwerpen/octrooien-ofwel-patenten/uitlegvideos
UK Intellectual Property Office, video’s voor IP basic, case studies en andere:
https://www.youtube.com/user/ipogovuk
Werkgemeenschap Octrooi-informatie Nederland (WON):
http://www.won-nl.org

8.3 Interessante publicaties van het WIPO

Intellectual Property Basics: A Q&A for Students
https://www.wipo.int/publications/en/details.jsp?id=4410&plang=EN
Inventing the Future
An Introduction to Patents for Small and Medium-sized Enterprises
https://www.wipo.int/publications/en/details.jsp?id=4350&plang=EN
Enterprising Ideas
A Guide to Intellectual Property for Startups
https://www.wipo.int/publications/en/details.jsp?id=4545&plang=EN
Guide to the International Patent Classification (2022)
https://www.wipo.int/publications/en/details.jsp?id=4593&plang=EN

8.4 IE-databanken

European Patent Register:
https://register.epo.org/
Trademark view en Design view:
https://www.tmdn.org/
EUIPO register (eSearch plus):
https://euipo.europa.eu/eSearch/
Duits octrooiregister (DPMA register):
https://register.dpma.de/DPMAregister/pat/basis
UK Intellectual Property Office, online patent information and document inspection service:
https://www.ipo.gov.uk/p-ipsum.htm
Japan platform for patent information:
https://www.j-platpat.inpit.go.jp/

8.5 Octrooiclassificatieschema’s

CPC classificatieschema bij de USPTO (US patent and trademark office):
https://www.uspto.gov/web/patents/classification/cpc/html/cpc.html
CPC classificatieschema in tabelvorm om schema en definities te downloaden:
https://www.cooperativepatentclassification.org/cpcSchemeAndDefinitions/table

9 Bibliografie

Cohen, Wesley M, Richard R Nelson, en John P Walsh. 2000. ‘Protecting Their Intellectual Assets: Appropriability Conditions and Why U.S. Manufacturing Firms Patent (or Not)’. Working Paper 7552. Working Paper Series. National Bureau of Economic Research. https://doi.org/10.3386/w7552.
Greenhalgh, C., en M. Rogers. 2010. Innovation, Intellectual Property, and Economic Growth. Princeton University Press. https://press.princeton.edu/books/paperback/9780691137995/innovation-intellectual-property-and-economic-growth.
Nieuwenhoven Helbach, E. A. van, J. L. R. A. Huydecoper, en C. J. J. C. van Nispen. 2002. Industriële eigendom, Deel 1 Bescherming van technische innovatie. Industriële eigendom. Kluwer. https://books.google.nl/books?id=a8k1a5u4jXQC.
Scotchmer, S. 2004. Innovation and Incentives. MIT Press. https://mitpress.mit.edu/9780262693431/innovation-and-incentives/.

10 Gedeeltes IE-wetteksten

10.1 Gedeeltes van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken)

Hieronder zijn de meest relevante gedeeltes van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (BVIE) te vinden.

  • Artikel 2.1. Tekens die een merk kunnen vormen

    Merken kunnen worden gevormd door alle tekens, in het bijzonder woorden, waaronder namen van personen, of tekeningen, letters, cijfers, kleuren, vormen van waren of verpakkingen van waren, of geluiden, mits deze:

    1. de waren of diensten van een onderneming kunnen onderscheiden van die van andere ondernemingen, en

    2. in het register kunnen worden weergegeven op een wijze die de bevoegde autoriteiten en het publiek in staat stelt het voorwerp van de aan de houder ervan verleende bescherming duidelijk en nauwkeurig vast te stellen.

  • Artikel 2.2bis. Absolute gronden voor weigering of nietigheid

    1. Worden niet ingeschreven of, indien ingeschreven, kunnen nietig worden verklaard:

      1. tekens die geen merk kunnen vormen;

      2. merken die elk onderscheidend vermogen missen;

      3. merken die uitsluitend bestaan uit tekens of benamingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van soort, hoedanigheid, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst of tijdstip van vervaardiging van de waren of van verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten;

      4. merken die uitsluitend bestaan uit tekens of benamingen die in het normale taalgebruik of in het bonafide en gevestigd handelsverkeer gebruikelijk zijn geworden;

      5. tekens die uitsluitend bestaan uit:

        1. de vorm die, of een ander kenmerk dat, door de aard van de waren wordt bepaald;

        2. de vorm van de waren die, of een ander kenmerk van de waren dat, noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen;

        3. de vorm die, of een ander kenmerk dat, een wezenlijke waarde aan de waren geeft;

      6. merken die in strijd zijn met de goede zeden of de openbare orde van één van de Benelux-landen;

      7. merken die tot misleiding van het publiek kunnen leiden, bijvoorbeeld ten aanzien van aard, hoedanigheid of plaats van herkomst van de waren of diensten;

      8. merken die bij gebreke van goedkeuring van de bevoegde autoriteiten, krachtens artikel 6ter van het Verdrag van Parijs geweigerd of nietig verklaard moeten worden;

      9. merken die van inschrijving zijn uitgesloten op grond van Uniewetgeving of het interne recht van een van de Benelux-landen, of op grond van internationale overeenkomsten waarbij de Europese Unie partij is of die werking hebben in een Benelux-land en die in bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen voorzien;

      10. merken die van inschrijving zijn uitgesloten ingevolge Uniewetgeving of internationale overeenkomsten waarbij de Europese Unie partij is en die in bescherming van traditionele aanduidingen voor wijn voorzien;

      11. merken die van inschrijving zijn uitgesloten ingevolge Uniewetgeving of internationale overeenkomsten waarbij de Europese Unie partij is en die in bescherming van gegarandeerde traditionele specialiteiten voorzien;

      12. merken die bestaan uit of de essentiële onderdelen reproduceren van een oudere plantenrasbenaming die is ingeschreven overeenkomstig Uniewetgeving of het interne recht van een van de Benelux-landen, of overeenkomstig internationale overeenkomsten waarbij de Europese Unie partij is of die werking hebben in een Benelux-land, ter bescherming van kweekproducten, en die betrekking hebben op kweekproducten van hetzelfde of een nauwverwant plantenras.

    2. Een merk kan nietig worden verklaard wanneer de aanvraag om inschrijving van het merk te kwader trouw is ingediend.

    3. Een merk wordt niet geweigerd op grond van lid 1, sub b, c of d, indien het merk, als gevolg van het gebruik dat ervan is gemaakt, vóór de datum van de aanvraag om inschrijving onderscheidend vermogen heeft verkregen. Een merk wordt niet om dezelfde redenen nietig verklaard indien het, voor de datum van de vordering tot nietigverklaring, als gevolg van het gebruik dat ervan is gemaakt, onderscheidend vermogen heeft verkregen.

  • Artikel 2.20. Rechten verbonden aan het merk

    1. De in artikel 2.2 bedoelde inschrijving van een merk geeft de houder daar een uitsluitend recht op.

    2. Onverminderd de rechten van houders die vóór de datum van indiening of de datum van voorrang van het ingeschreven merk zijn verkregen en onverminderd de eventuele toepassing van het gemene recht betreffende de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad is de houder van een ingeschreven merk gerechtigd, iedere derde die niet zijn toestemming hiertoe heeft verkregen, te verhinderen gebruik te maken van een teken wanneer dit teken:

      1. gelijk is aan het merk en in het economisch verkeer gebruikt wordt voor dezelfde waren of diensten als die waarvoor het merk is ingeschreven;

      2. gelijk is aan of overeenstemt met het merk en in het economisch verkeer gebruikt wordt met betrekking tot gelijke of overeenstemmende waren of diensten als die waarvoor het merk is ingeschreven, indien daardoor bij het publiek gevaar voor verwarring bestaat, ook wanneer die verwarring het gevolg is van associatie met het oudere merk;

      3. gelijk is aan of overeenstemt met het merk ongeacht of dat wordt gebruikt voor waren of diensten die gelijk aan, overeenstemmend of niet overeenstemmend zijn met die waarvoor het merk is ingeschreven, wanneer dit merk bekend is in het Benelux-gebied en door het gebruik in het economisch verkeer, zonder geldige reden, van het teken ongerechtvaardigd voordeel getrokken wordt uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk;

      4. gebruikt wordt anders dan ter onderscheiding van waren of diensten, indien door gebruik, zonder geldige reden, van dat teken ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk.

    3. Met name kan krachtens lid 2, sub a tot en met c, worden verboden:

      1. het aanbrengen van het teken op de waren of verpakking;

      2. het aanbieden of in de handel brengen, of daartoe in voorraad hebben van waren of het aanbieden of verrichten van diensten onder het teken;

      3. het invoeren of uitvoeren van waren onder het teken;

      4. het gebruik van het teken als handels- of bedrijfsnaam of als deel van een handels- of bedrijfsnaam;

      5. het gebruik van het teken in stukken voor zakelijk gebruik en in advertenties;

      6. het gebruik van het teken in vergelijkende reclame op een wijze die in strijd is met Externe link: Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame.

    4. Onverminderd de rechten van houders die vóór de datum van indiening of de datum van voorrang van het ingeschreven merk zijn verkregen, heeft de houder van dat merk eveneens het recht te verhinderen dat derden in het economische verkeer waren binnenbrengen in het Benelux-gebied zonder dat deze daar in de vrije handel worden gebracht, wanneer deze waren, met inbegrip van de verpakking ervan, uit derde landen afkomstig zijn en zonder toestemming een merk dragen dat gelijk is aan het voor deze waren ingeschreven merk of in zijn belangrijkste onderdelen niet van dat merk kan worden onderscheiden.

      Het recht van de houder van het merk op grond van de eerste alinea vervalt indien door de aangever of de houder van de waren tijdens de procedure om te bepalen of inbreuk is gemaakt op het ingeschreven merk, die is ingesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1383/2003, het bewijs wordt geleverd dat de houder van het ingeschreven merk niet gerechtigd is om het op de markt brengen van de waren in het land van de eindbestemming te verbieden.

    5. Wanneer het risico bestaat dat de verpakking, labels, etiketten, beveiligings- of echtheidskenmerken of alle andere middelen waarop het merk is aangebracht, kunnen worden gebruikt met betrekking tot waren of diensten en dit gebruik een inbreuk zou vormen op de rechten van de houder van een merk op grond van lid 2 en 3, heeft de houder van dat merk het recht de volgende handelingen te verbieden indien zij in het economische verkeer worden verricht:

      1. het aanbrengen van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met het merk, op een verpakking, labels, etiketten, beveiligings- of echtheidskenmerken of alle andere middelen waarop het merk kan worden aangebracht;

      2. het aanbieden, in de handel brengen of daartoe in voorraad hebben, of het invoeren of uitvoeren van verpakkingen, labels, etiketten, beveiligings- of echtheidskenmerken of alle andere middelen waarop het merk is aangebracht.

    6. Het uitsluitend recht op een merk luidende in één der nationale of streektalen van het Beneluxgebied, strekt zich van rechtswege uit over zijn vertaling in een andere dezer talen. De beoordeling van de overeenstemming voortvloeiende uit vertalingen in een of meer aan het genoemde gebied vreemde talen geschiedt door de rechter.

  • Artikel 2.23. Beperking van het uitsluitend recht

    1. Een merk verleent de houder niet het recht een derde te verbieden om in het economisch verkeer gebruik te maken van:

      1. de naam of het adres van die derde, indien het om een natuurlijke persoon gaat;

      2. tekens of aanduidingen die geen onderscheidend vermogen hebben of die betrekking hebben op soort, hoedanigheid, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst, tijdstip van vervaardiging van de waren of verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten;

      3. het merk met het oog op de identificatie van of de verwijzing naar waren of diensten als die van de houder van dat merk, in het bijzonder indien het gebruik van dat merk noodzakelijk is om de bestemming van een waar of dienst aan te duiden, met name als accessoire of onderdeel;

      één en ander voor zover het gebruik door de derde plaatsvindt volgens de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel.

    2. Een merk verleent de houder niet het recht een derde te verbieden om in het economisch verkeer gebruik te maken van een ouder recht van slechts plaatselijke betekenis, indien dat recht erkend is ingevolge de wettelijke bepalingen van één van de Benelux-landen en wordt gebruikt binnen de grenzen van het grondgebied waarin het erkend wordt.

    3. Een merk verleent de houder niet het recht het gebruik daarvan te verbieden voor waren die onder dit merk door de houder of met diens toestemming in de Europese Economische Ruimte in de handel zijn gebracht, tenzij er voor de houder gegronde redenen zijn zich te verzetten tegen verdere verhandeling van de waren, met name wanneer de toestand van de waren, nadat zij in het de handel zijn gebracht, gewijzigd of verslechterd is.

  • Artikel 2.23bis. Normaal gebruik van het merk

    1. Een merk waarvan de houder vijf jaar nadat de inschrijvingsprocedure is voltooid, in het Beneluxgebied geen normaal gebruik heeft gemaakt voor de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven, of waarvan gedurende een ononderbroken periode van vijf jaar geen gebruik is gemaakt, is vatbaar voor de beperkingen en sancties van de artikelen 2.16bis, leden 1 en 2, 2.23ter, 2.27, lid 2, en 2.30quinquies, leden 3 en 4, tenzij er een geldige reden is voor het niet-gebruik.

    2. In het in artikel 2.8, lid 2, bedoelde geval, wordt de in lid 1 bedoelde termijn van vijf jaar berekend met ingang van de datum waarop het merk niet langer voorwerp kan zijn van een weigering op absolute gronden of een oppositie of, ingeval een weigering is uitgesproken of een oppositie is ingesteld, met ingang van de datum waarop een beslissing waardoor de door het Bureau opgeworpen bezwaren op absolute gronden worden opgeheven of de oppositie wordt beëindigd, onherroepelijk is geworden of de oppositie is ingetrokken.

    3. Met betrekking tot inschrijvingen van internationale merken met werking in het Benelux-gebied wordt de in lid 1 bedoelde termijn van vijf jaar berekend met ingang van de datum waarop het merk niet langer kan worden geweigerd of daartegen niet langer oppositie kan worden ingesteld. Wanneer oppositie is ingesteld of wanneer kennis is gegeven van een weigering op absolute gronden, wordt de termijn berekend met ingang van de datum waarop een beslissing waardoor de oppositieprocedure wordt beëindigd, of een beslissing over de absolute weigeringsgronden onherroepelijk is geworden of waarop de oppositie is ingetrokken.

    4. De aanvangsdatum van de in de leden 1 en 2 bedoelde termijn van vijf jaar wordt in het register opgenomen.

    5. Als gebruik in de zin van lid 1 wordt eveneens beschouwd:

      1. het gebruik van het merk in een op onderdelen afwijkende vorm die het onderscheidend vermogen van het merk in de vorm waarin het is ingeschreven, niet wijzigt, ongeacht of het merk in de gebruikte vorm al dan niet ook op naam van de houder is ingeschreven;

      2. het aanbrengen van het merk op waren of de verpakking daarvan in het Benelux-gebied, uitsluitend met het oog op uitvoer.

    6. Het gebruik van het merk met toestemming van de houder wordt als gebruik door de merkhouder beschouwd.

10.2 Gedeeltes van de Uniemerkenverordening

Hieronder zijn de meest relevante gedeeltes van de Verordering (EU) 2017/1001 van het Europees parlement en de raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk (EUTMR) te vinden.

  • Artikel 4. Tekens die een Uniemerk kunnen vormen

    Uniemerken kunnen worden gevormd door alle tekens, in het bijzonder woorden, waaronder namen van personen, of tekeningen, letters, cijfers, kleuren, vormen van waren of verpakkingen van waren, of geluiden, mits deze:

    1. de waren of diensten van een onderneming kunnen onderscheiden van die van andere ondernemingen, en

    2. in het register van Uniemerken („het register”) kunnen worden weergegeven op een wijze die de bevoegde autoriteiten en het publiek in staat stelt het voorwerp van de aan de houder ervan verleende bescherming duidelijk en nauwkeurig vast te stellen.

  • Artikel 7. Absolute weigeringsgronden

    1. Geweigerd wordt inschrijving van:

      1. tekens die niet in overeenstemming zijn met artikel 4;

      2. merken die elk onderscheidend vermogen missen;

      3. merken die uitsluitend bestaan uit tekens of aanduidingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van soort, kwaliteit, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst, tijdstip van vervaardiging van de waren of verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten;

      4. merken die uitsluitend bestaan uit tekens of benamingen die in het normale taalgebruik of in het bona fide handelsverkeer gebruikelijk zijn geworden;

      5. tekens die uitsluitend bestaan uit:

        1. de vorm die, of een ander kenmerk dat, door de aard van de waren wordt bepaald;

        2. de vorm van de waren die, of een ander kenmerk van de waren dat, noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen;

        3. de vorm die, of een ander kenmerk dat, een wezenlijke waarde aan de waren geeft;

      6. merken die in strijd zijn met de openbare orde of de goede zeden;

      7. merken die het publiek kunnen misleiden, bijvoorbeeld ten aanzien van soort, kwaliteit of plaats van herkomst van de waren of diensten;

      8. merken die bij gebreke van goedkeuring van de bevoegde autoriteiten krachtens artikel 6 ter van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom („Verdrag van Parijs”) geweigerd moeten worden;

      9. merken die andere badges, emblemen en wapenschilden, zoals bepaald volgens de bij de bij de uitvoeringsverordening vastgestelde procedure, van bijzonder openbaar belang omvatten dan de in artikel 6 ter van het Verdrag van Parijs bedoelde, tenzij de bevoegde autoriteiten de inschrijving daarvan hebben toegestaan;

      10. merken die van inschrijving zijn uitgesloten op grond van Uniewetgeving of nationaal recht of op grond van internationale overeenkomsten waarbij de Unie of de betrokken lidstaat partij is en die in bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen voorzien;

      11. merken die van inschrijving zijn uitgesloten ingevolge Uniewetgeving of internationale overeenkomsten waarbij de Unie partij is en die in bescherming van traditionele aanduidingen voor wijn voorzien;

      12. merken die van inschrijving zijn uitgesloten ingevolge Uniewetgeving of internationale overeenkomsten waarbij de Unie partij is en die in bescherming van gegarandeerde traditionele specialiteiten voorzien;

      13. merken die bestaan uit of de essentiële onderdelen reproduceren van een oudere plantenrasbenaming die is ingeschreven overeenkomstig Uniewetgeving of nationaal recht of internationale overeenkomsten waarbij de Unie of de betrokken lidstaat partij is, ter bescherming van kweekproducten, en die betrekking hebben op kweekproducten van hetzelfde of een nauwverwant plantenras.

    2. Lid 1 is ook van toepassing indien de weigeringsgronden slechts in een deel van de Unie bestaan.

    3. Lid 1, onder b), c) en d), is niet van toepassing indien het merk als gevolg van het gebruik dat ervan is gemaakt, onderscheidend vermogen heeft verkregen voor de waren of diensten waarvoor inschrijving is aangevraagd.

  • Artikel 9. Rechten verbonden aan het Uniemerk

    1. De inschrijving van een Uniemerk geeft de houder een uitsluitend recht.

    2. Onverminderd de rechten die houders vóór de datum van indiening of de datum van voorrang van het Uniemerk hebben verkregen, is de houder van dat Uniemerk gerechtigd iedere derde die niet zijn toestemming hiertoe heeft verkregen, het gebruik van een teken in het economische verkeer voor waren en diensten te verbieden wanneer:

      1. het teken gelijk is aan het Uniemerk en wordt gebruikt voor waren of diensten die gelijk zijn aan die waarvoor het Uniemerk is ingeschreven;

      2. het teken gelijk is aan of overeenstemt met het Uniemerk en wordt gebruikt met betrekking tot waren of diensten die gelijk zijn aan of overeenstemmen met de waren of diensten waarvoor het Uniemerk is ingeschreven, indien daardoor verwarring bij het publiek kan ontstaan; verwarring behelst ook de mogelijkheid van associatie met het merk;

      3. het teken gelijk is aan of overeenstemt met het Uniemerk ongeacht of het wordt gebruikt voor waren of diensten die gelijk zijn aan, overeenstemmen met of niet overeenstemmen met die waarvoor het Uniemerk is ingeschreven, wanneer het een in de Unie bekend merk betreft en wanneer door het gebruik zonder geldige reden van het teken ongerechtvaardigd voordeel wordt gehaald uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het Uniemerk.

    3. Krachtens lid 2 kan met name worden verboden:

      1. het aanbrengen van het teken op de waren of op de verpakking van die waren;

      2. het aanbieden, in de handel brengen of daartoe in voorraad hebben van waren of het aanbieden of verrichten van diensten onder het teken;

      3. het invoeren of uitvoeren van waren onder het teken;

      4. het gebruik van het teken als handels- of bedrijfsnaam of als deel van een handels- of bedrijfsnaam;

      5. het gebruik van het teken in stukken voor zakelijk gebruik en in advertenties;

      6. het gebruik van het teken in vergelijkende reclame op een wijze die strijdig is met Richtlijn 2006/114/EG.

    4. Onverminderd de rechten van houders die vóór de datum van indiening of de datum van voorrang van het Uniemerk zijn verkregen, heeft de houder van dat Uniemerk eveneens het recht te verhinderen dat derden in het economische verkeer waren binnenbrengen in de Unie zonder dat deze daar in de vrije handel worden gebracht, wanneer deze waren, met inbegrip van verpakking, uit derde landen afkomstig zijn en zonder toestemming een merk dragen dat gelijk is aan het voor deze waren ingeschreven Uniemerk of in zijn belangrijkste onderdelen niet van dat merk kan worden onderscheiden.

      Het recht van de houder van een Uniemerk op grond van de eerste alinea vervalt indien door de aangever of de houder van de waren tijdens de procedure om te bepalen of er inbreuk op het Uniemerk is gemaakt, die is ingeleid overeenkomstig Verordening (EU) nr. 608/2013 door de douane, het bewijs wordt geleverd dat de houder van het Uniemerk niet gerechtigd is om het op de markt brengen van waren in het land van eindbestemming te verbieden.

  • Artikel 14. Beperking van de aan het Uniemerk verbonden rechtsgevolgen

    1. Een Uniemerk verleent de houder niet het recht een derde te verbieden om in het economische verkeer gebruik te maken van:

      1. de naam of het adres van de derde, indien het om een natuurlijke persoon gaat;

      2. tekens of aanduidingen die geen onderscheidend vermogen hebben of die betrekking hebben op soort, hoedanigheid, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst, tijdstip van vervaardiging van de waren of van verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten;

      3. het Uniemerk met het oog op de identificatie van of de verwijzing naar waren of diensten als die van de houder van dat merk, in het bijzonder indien het gebruik van dat merk noodzakelijk is om de bestemming van een goed of dienst aan te duiden, met name als accessoire of reserveonderdeel.

    2. Lid 1 is alleen van toepassing wanneer het gebruik door de derde plaatsvindt volgens de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel.

  • Artikel 15. Uitputting van het aan het Uniemerk verbonden recht

    1. Een Uniemerk verleent de houder niet het recht het gebruik daarvan te verbieden voor waren die onder dit merk door de houder of met diens toestemming in de Europese Economische Ruimte in de handel zijn gebracht.

    2. Lid 1 is niet van toepassing wanneer er voor de houder gegronde redenen zijn om zich te verzetten tegen verdere verhandeling van de waren, met name wanneer de toestand van de waren, nadat zij in de handel zijn gebracht, gewijzigd of verslechterd is.

  • Artikel 18. Gebruik van het Uniemerk

    1. Een Uniemerk waarvan de houder vijf jaar na de inschrijving binnen de Unie geen normaal gebruik heeft gemaakt voor de waren of diensten waarvoor het ingeschreven is, of waarvan gedurende een ononderbroken tijdvak van vijf jaar geen normaal gebruik is gemaakt, is vatbaar voor de sancties van deze verordening, tenzij er geldige redenen zijn voor het niet gebruiken.

      Als gebruik in de zin van de eerste alinea wordt eveneens beschouwd:

      1. het gebruik van het Uniemerk in een op onderdelen afwijkende vorm die het onderscheidend vermogen van het merk in de vorm waarin het is ingeschreven, niet wijzigt, ongeacht of het merk in de gebruikte vorm al dan niet ook op naam van de houder ervan is ingeschreven;

      2. het aanbrengen van het Uniemerk op waren of verpakking daarvan in de Unie, uitsluitend met het oog op uitvoer.

    2. Het gebruik van het Uniemerk met toestemming van de houder geldt als gebruik door de merkhouder.

10.3 Gedeeltes Rijksoctrooiwet 1995

Hieronder zijn de meest relevante gedeeltes van de Rijksoctrooiwet (ROW) te vinden.

  • Artikel 2

    1. Vatbaar voor octrooi zijn uitvindingen op alle gebieden van de technologie die nieuw zijn, op uitvinderswerkzaamheid berusten en toegepast kunnen worden op het gebied van de nijverheid.
    2. In de zin van het eerste lid worden in het bijzonder niet als uitvindingen beschouwd:
      1. ontdekkingen, alsmede natuurwetenschappelijke theorieën en wiskundige methoden;
      2. esthetische vormgevingen;
      3. stelsels, regels en methoden voor het verrichten van geestelijke arbeid, voor het spelen of voor de bedrijfsvoering, alsmede computerprogramma’s;
      4. presentaties van gegevens.
    3. Het tweede lid geldt alleen voor zover het betreft de aldaar genoemde onderwerpen of werkzaamheden als zodanig.
  • Artikel 4

    1. Een uitvinding wordt als nieuw beschouwd, indien zij geen deel uitmaakt van de stand van de techniek.
    2. De stand van de techniek wordt gevormd door al hetgeen voor de dag van indiening van de octrooiaanvrage openbaar toegankelijk is gemaakt door een schriftelijke of mondelinge beschrijving, door toepassing of op enige andere wijze.
    3. Tot de stand van de techniek behoort tevens de inhoud van eerder ingediende octrooiaanvragen, die op of na de in het tweede lid bedoelde dag overeenkomstig artikel 31 in het octrooiregister zijn ingeschreven.
    4. Tot de stand van de techniek behoort voorts de inhoud van Europese octrooiaanvragen en van internationale aanvragen als bedoeld in artikel 153, derde tot en met vijfde lid, van het Europees Octrooiverdrag, waarvan de datum van indiening, die geldt voor de toepassing van artikel 54, tweede en derde lid, van dat verdrag, ligt voor de in het tweede lid bedoelde dag, en die op of na die dag zijn gepubliceerd op grond van artikel 93 van dat verdrag onderscheidenlijk van artikel 21 van het Samenwerkingsverdrag.
    5. Niettegenstaande het bepaalde in het eerste tot en met vierde lid zijn tot de stand van de techniek behorende stoffen of samenstellingen vatbaar voor octrooi, voor zover zij bestemd zijn voor de toepassing van een van de in artikel 3, onderdeel f, bedoelde methoden, mits de toepassing daarvan voor enige in dat lid bedoelde methode niet tot de stand van de techniek behoort.
    6. Onverminderd het eerste tot en met het vierde lid, zijn stoffen of samenstellingen als bedoeld in het vijfde lid, vatbaar voor octrooi voor een specifieke toepassing in een werkwijze als bedoeld in artikel 3, onderdeel f, mits die toepassing niet tot de stand van de techniek behoort.
  • Artikel 6

    Een uitvinding wordt als het resultaat van uitvinderswerkzaamheid aangemerkt, indien zij voor een deskundige niet op een voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek. Indien documenten als bedoeld in artikel 4, derde en vierde lid, tot de stand van de techniek behoren, worden deze bij de beoordeling van de uitvinderswerkzaamheid buiten beschouwing gelaten.

  • Artikel 9

    1. Degene die in een der landen, aangesloten bij de Internationale Unie tot bescherming van de industriële eigendom of aangesloten bij de Wereld Handelsorganisatie, overeenkomstig de in dat land geldende wetten, en degene die, overeenkomstig de tussen twee of meer voornoemde landen gesloten verdragen, octrooi of een gebruikscertificaat dan wel bescherming van een gebruiksmodel heeft aangevraagd, geniet gedurende een termijn van twaalf maanden na de dag van die aanvrage in Nederland, Curaçao en Sint Maarten een recht van voorrang ter verkrijging van octrooi voor datgene, waarvoor door hem de in de aanhef bedoelde bescherming werd aangevraagd. Met een der landen als bedoeld in de eerste volzin wordt gelijkgesteld een land dat op grond van een mededeling van de bevoegde autoriteit in dat land een recht van voorrang erkent onder gelijkwaardige voorwaarden en met gelijkwaardige rechtsgevolgen als die, bedoeld in het op 20 maart 1883 te Parijs tot stand gekomen Verdrag tot bescherming van de industriële eigendom (Trb. 1974, 225 en Trb. 1980, 31). Het voorgaande vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van degene, die een uitvinderscertificaat heeft aangevraagd, indien de betrokken wetgeving de keus laat tussen verkrijging van zodanig certificaat of een octrooi.
    2. Onder aanvrage in de zin van het eerste lid wordt iedere aanvrage verstaan, waarvan de datum van indiening kan worden vastgesteld, ongeacht het verdere lot van die aanvrage.
    3. Indien de rechthebbende meer aanvragen voor hetzelfde onderwerp heeft ingediend, komt voor het recht van voorrang slechts de eerst ingediende in aanmerking. Niettemin kan het recht van voorrang ook berusten op een later ingediende aanvrage ter verkrijging van bescherming in hetzelfde land, mits de eerst ingediende aanvrage voor de indiening van de latere aanvrage is ingetrokken, vervallen of afgewezen zonder ter kennis van het publiek te zijn gebracht en zonder rechten te hebben laten bestaan en mits zij nog niet als grondslag heeft gediend voor de inroeping van een recht van voorrang. Indien een recht van voorrang, berustend op een later ingediende aanvrage, is ingeroepen, zal de eerst ingediende aanvrage niet meer als grondslag kunnen dienen voor de inroeping van een recht van voorrang.
    4. De voorrang heeft voor de toepassing van de artikelen 4, tweede, derde en vierde lid, en 6 ten gevolge, dat de aanvrage waarvoor dit recht bestaat, wordt aangemerkt als te zijn ingediend op de dag van indiening van de aanvrage waarop het recht van voorrang berust.
    5. De aanvrager kan een beroep doen op meer dan één recht van voorrang, zelfs wanneer de rechten van voorrang uit verschillende landen afkomstig zijn. Ook kan de aanvrage, waarbij een beroep op een of meer rechten van voorrang wordt gedaan, elementen bevatten, waarvoor in de conclusies van de aanvrage, waarvan de voorrang wordt ingeroepen, geen rechten werden verlangd, mits de tot de laatste aanvrage behorende stukken het betrokken product of de betrokken werkwijze voldoende nauwkeurig aangeven.
    6. Degene die van het recht van voorrang gebruik wil maken, moet daarop schriftelijk beroep doen bij de indiening van de aanvrage of binnen zestien maanden na de datum van indiening van de aanvrage waarop hij zich beroept, onder vermelding van die datum van indiening en van het land waarin of waarvoor deze werd ingediend.
    7. Een verbetering van of toevoeging aan een eerder ingeroepen recht van voorrang moet worden verzocht binnen zestien maanden na de datum van indiening van de aanvrage waarop hij zich beroept.
    8. Binnen zestien maanden na indiening van de aanvrage waarop hij zich beroept als bedoeld in het zesde en zevende lid, moet hij het nummer alsmede een in de Nederlandse, Franse, Duitse of Engelse taal gesteld afschrift van de aanvrage waarop hij zich beroept of een vertaling van die aanvrage in een van die talen aan het bureau verstrekken, tenzij de eerdere aanvrage bij het bureau of het bureau, bedoeld in artikel 99, is ingediend, alsmede, als hij niet degene is die de aanvrage, op grond waarvan de voorrang wordt ingeroepen heeft ingediend, een document waaruit zijn rechten blijken. Het bureau kan verlangen dat de in de vorige volzin bedoelde vertaling wordt gewaarmerkt indien het bureau redelijke twijfel heeft ten aanzien van de juistheid van die vertaling.
    9. Het recht van voorrang vervalt, indien niet aan het zesde, zevende of achtste lid is voldaan
  • Artikel 25

    1. De beschrijving van de uitvinding is duidelijk en volledig en wordt zodanig opgesteld dat de uitvinding daaruit door een deskundige kan worden begrepen en aan de hand daarvan kan worden toegepast. De omschrijving, gegeven in een of meer conclusies aan het slot van de beschrijving, is nauwkeurig. De beschrijving gaat zo nodig van daarmee overeenstemmende tekeningen vergezeld.
    2. Indien een uitvinding betrekking heeft op biologisch materiaal dat niet openbaar toegankelijk is en in de beschrijving niet zodanig kan worden omschreven dat de uitvinding aan de hand daarvan door een deskundige kan worden toegepast, dan wel indien een uitvinding het gebruik van dergelijk biologisch materiaal impliceert, is de beschrijving slechts toereikend indien het biologisch materiaal uiterlijk op de dag van indiening van de aanvrage is gedeponeerd bij een bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur aan te wijzen instelling.
    3. Indien een uitvinding betrekking heeft op een sequentie of een partiële sequentie van een gen, bevat de beschrijving een concrete omschrijving van de functie en de industriële toepassing van deze sequentie of partiële sequentie. Ingeval voor de productie van een eiwit of partieel eiwit een sequentie of partiële sequentie van een gen is gebruikt, bevat de beschrijving van de industriële toepasbaarheid een precisering van het eiwit of partieel eiwit dat is geproduceerd en de functie daarvan.
    4. Bij algemene maatregel van rijksbestuur worden nadere regels gesteld ten aanzien van:
      1. de gegevens die in de aanvrage worden opgenomen met betrekking tot de kenmerken en identificatie van het gedeponeerde biologisch materiaal, en
      2. de toegankelijkheid en beschikbaarheid van het gedeponeerde biologisch materiaal.
  • Artikel 53

    1. Een octrooi geeft de octrooihouder, behoudens de bepalingen van de artikelen 53a tot en met 60, het uitsluitend recht:
      1. het geoctrooieerde voortbrengsel in of voor zijn bedrijf te vervaardigen, te gebruiken, in het verkeer te brengen of verder te verkopen, te verhuren, af te leveren of anderszins te verhandelen, dan wel voor een of ander aan te bieden, in te voeren of in voorraad te hebben;
      2. de geoctrooieerde werkwijze in of voor zijn bedrijf toe te passen of het voortbrengsel, dat rechtstreeks verkregen is door toepassing van die werkwijze, in of voor zijn bedrijf te gebruiken, in het verkeer te brengen of verder te verkopen, te verhuren, af te leveren of anderszins te verhandelen, dan wel voor een of ander aan te bieden, in te voeren of in voorraad te hebben.
    2. Het uitsluitend recht wordt bepaald door de conclusies van het octrooischrift, waarbij de beschrijving en de tekeningen dienen tot uitleg van die conclusies.
    3. Het uitsluitend recht strekt zich niet uit over handelingen, uitsluitend dienende tot onderzoek van het geoctrooieerde, daaronder begrepen het door toepassing van de geoctrooieerde werkwijze rechtstreeks verkregen voortbrengsel. Het uitsluitend recht strekt zich evenmin uit tot de bereiding voor direct gebruik ten behoeve van individuele gevallen op medisch voorschrift van geneesmiddelen in apotheken, noch tot handelingen betreffende de aldus bereide geneesmiddelen.
    4. Het uitvoeren van de noodzakelijke studies, tests en proeven met het oog op de toepassing van artikel 10, eerste tot en met vierde lid, van Richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PbEG L 311) of artikel 13, eerste tot en met het vijfde lid van Richtlijn 2001/82/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEG L 311) en de daaruit voortvloeiende praktische vereisten worden niet beschouwd als een inbreuk op octrooien met betrekking tot geneesmiddelen voor menselijk gebruik, respectievelijk geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik.
    5. Is een voortbrengsel als in het eerste lid, onder a of b, bedoeld, in Nederland, Curaçao of Sint Maarten rechtmatig in het verkeer gebracht, dan wel door de octrooihouder of met diens toestemming in één der Lid-Staten van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte in het verkeer gebracht, dan handelt de verkrijger of latere houder niet in strijd met het octrooi, door dit voortbrengsel in of voor zijn bedrijf te gebruiken, te verkopen, te verhuren, af te leveren of anderszins te verhandelen, dan wel voor een of ander aan te bieden, in te voeren of in voorraad te hebben.
    6. Een voortbrengsel als in het eerste lid, onder a of b, bedoeld, dat voor de verlening van het octrooi, of, indien het een Europees octrooi betreft, voor de dag, waarop overeenkomstig artikel 97, derde lid, van het Europees Octrooiverdrag de vermelding van de verlening van het Europees octrooi is gepubliceerd, in een bedrijf is vervaardigd, mag niettegenstaande het octrooi ten dienste van dat bedrijf worden gebruikt.

10.4 Gedeeltes Europees Octrooiverdrag

Hieronder zijn de meest relevante gedeeltes van het Europees Octrooiverdrag te vinden (EOV).

  • Artikel 52. Octrooieerbare uitvindingen

    1. Europese octrooien worden verleend voor uitvindingen, op alle gebieden van de technologie, mits zij nieuw zijn, op uitvinderswerkzaamheid berusten en industrieel toepasbaar zijn.
    2. In de zin van het eerste lid worden in het bijzonder niet als uitvindingen beschouwd:
      1. ontdekkingen, wetenschappelijke theorieën en wiskundige methoden;
      2. esthetische vormgevingen;
      3. stelsels, regels en methoden voor het verrichten van geestelijke arbeid, voor spelen of voor de bedrijfsvoering, alsmede computerprogramma’s;
      4. presentatie van informatie.
    3. Het tweede lid sluit de octrooieerbaarheid van de aldaar genoemde onderwerpen of werkzaamheden alleen dan uit voor zover de Europese octrooiaanvrage of het Europees octrooi betrekking heeft op een van die onderwerpen of werkzaamheden als zodanig.
  • Artikel 54. Nieuwheid

    1. Een uitvinding wordt als nieuw beschouwd indien zij geen deel uitmaakt van de stand van de techniek.
    2. De stand van de techniek wordt gevormd door al hetgeen vóór de datum van indiening van de Europese octrooiaanvrage openbaar toegankelijk is gemaakt door een schriftelijke of mondelinge beschrijving, door toepassing of op enige andere wijze.
    3. Als behorend tot de stand van de techniek wordt tevens aangemerkt de inhoud van Europese octrooiaanvragen, zoals die zijn ingediend, waarvan de datum van indiening gelegen is vóór de in het tweede lid genoemde datum en die op of na die datum zijn gepubliceerd.
    4. Het tweede en derde lid sluiten de octrooieerbaarheid van stoffen of mengsels, behorend tot de stand van de techniek, voor toepassing bij een in artikel 53, onderdeel c, bedoelde methode niet uit, mits de toepassing ervan bij een dergelijke methode niet behoort tot de stand van de techniek.
    5. Het tweede en derde lid sluiten voorts niet de octrooieerbaarheid uit van stoffen of mengsels als bedoeld in het vierde lid voor een specifieke toepassing in een werkwijze bedoeld in artikel 53, onderdeel c, mits die toepassing niet tot de stand van de techniek behoort.
  • Artikel 56. Uitvinderswerkzaamheid

    Een uitvinding wordt als het resultaat van uitvinderswerkzaamheid aangemerkt, indien zij voor de vakman niet op een voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek. Indien documenten bedoeld in artikel 54, derde lid, tot de stand van de techniek behoren, worden deze bij de beoordeling van de uitvinderswerkzaamheid buiten beschouwing gelaten.

  • Artikel 83. Openbaring van de uitvinding

    De uitvinding dient in de Europese octrooiaanvrage zodanig duidelijk en volledig te zijn geopenbaard, dat zij door de vakman kan worden toegepast.

  • Artikel 87. Recht van voorrang

    1. Degene die op regelmatige wijze in of voor
      1. een Staat die partij is bij het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom of
      2. een lid van de Wereldhandelsorganisatie,
      een aanvrage heeft ingediend voor een octrooi, een gebruiksmodel of een gebruikscertificaat, of zijn rechtsopvolger, geniet voor het indienen van een Europese octrooiaanvrage voor dezelfde uitvinding een recht van voorrang gedurende een termijn van twaalf maanden vanaf de datum van indiening van de eerste aanvrage.
    2. Elke aanvrage die de waarde heeft van een regelmatige nationale aanvrage, overeenkomstig de nationale wetgeving van de Staat waarin de aanvrage is ingediend, dan wel overeenkomstig bilaterale of multilaterale overeenkomsten, met inbegrip van dit Verdrag, wordt erkend dat deze een recht van voorrang doet ontstaan.
    3. Onder een regelmatige nationale aanvrage dient te worden verstaan iedere aanvrage waarvan de datum van indiening kan worden vastgesteld, ongeacht het verdere lot van die aanvrage.
    4. Met een eerste aanvrage waarvan de datum van indiening het begintijdstip van de termijn van voorrang is, dient te worden gelijkgesteld een latere aanvrage die betrekking heeft op hetzelfde onderwerp als een eerder gedane aanvrage en die is ingediend in of voor dezelfde Staat, mits de eerder gedane aanvrage op de datum van indiening van de latere aanvrage is ingetrokken, prijsgegeven of afgewezen, zonder voor het publiek ter inzage te hebben gelegen en zonder rechten te hebben laten bestaan, en mits zij niet als grondslag heeft gediend voor een beroep op het recht van voorrang. De eerder gedane aanvrage kan dan niet meer als grondslag dienen voor het beroep op een recht van voorrang.
    5. Indien de eerste aanvrage is ingediend bij een instantie voor de industriële eigendom die niet onder het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom valt of het Verdrag tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, zijn het eerste tot en met het vierde lid van toepassing, wanneer die instantie, volgens een mededeling van de President van het Europees Octrooibureau, erkent dat een eerste indiening gedaan bij het Europees Octrooibureau een recht van voorrang doet ontstaan onder de voorwaarden en met vergelijkbare werking als bedoeld in het Verdrag van Parijs.
  • Artikel 88. Beroep op voorrang

    1. De aanvrager die zich wil beroepen op de voorrang van een eerdere aanvrage, dient een verklaring van voorrang en andere eventueel vereiste stukken in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement in te dienen.
    2. Voor een Europese octrooiaanvrage kan op meerdere rechten van voorrang een beroep worden gedaan, zelfs indien de rechten van voorrang uit verschillende landen afkomstig zijn. Ook kan voor eenzelfde conclusie op meer dan één recht van voorrang een beroep worden gedaan. Indien op meer dan één recht van voorrang een beroep wordt gedaan, worden de termijnen, die beginnen op de voorrangsdatum, berekend vanaf de vroegste voorrangsdatum.
    3. Indien voor de Europese octrooiaanvrage op een of meer rechten van voorrang een beroep wordt gedaan, geldt het recht van voorrang alleen voor die elementen van de Europese octrooiaanvrage, die zijn vervat in de aanvrage of aanvragen, waarvoor een beroep op het recht van voorrang is gedaan.
    4. Indien bepaalde elementen van de uitvinding waarvoor een beroep op een recht van voorrang is gedaan, niet voorkomen in de conclusies vermeld in de eerdere aanvrage, kan desondanks het recht van voorrang worden erkend, indien uit de gezamenlijke stukken van de eerdere aanvrage deze elementen duidelijk blijken.
  • Artikel 89. Werking van het recht van voorrang

    Het recht van voorrang heeft ten gevolge dat de voorrangsdatum wordt beschouwd als de datum van indiening van de Europese octrooiaanvrage voor de toepassing van artikel 54, tweede en derde lid, en artikel 60, tweede lid.

10.5 Gedeeltes Patent Cooperation Treaty

Hieronder zijn de meest relevante gedeeltes van de Patent Cooperation Treaty (PCT) te vinden.

  • Artikel 5. De beschrijving

    De beschrijving dient de uitvinding voldoende duidelijk en volledig weer te geven om door een deskundige te kunnen worden toegepast.

  • Artikel 6. De conclusies

    De conclusie of conclusies omschrijven datgene waarvoor bescherming wordt gevraagd. De conclusies dienen duidelijk en beknopt te zijn. Zij dienen volledig steun te vinden in de beschrijving.

  • Artikel 8. Beroep op een recht van voorrang

    1. De internationale aanvrage kan een verklaring bevatten, zoals voorgeschreven in het Reglement, waarin een beroep op een recht van voorrang wordt gedaan op grond van één of meer aanvragen, die eerder zijn ingediend in of voor een land dat partij is bij het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom.
      1. Onverminderd het bepaalde onder b) zijn de vereisten voor en de rechtsgevolgen van een ingevolge het eerste lid gedaan beroep op een recht van voorrang die, welke zijn voorzien in artikel 4 van de Akte van Stockholm van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom.
      2. De internationale aanvrage waarvoor een beroep wordt gedaan op het recht van voorrang op grond van een of meer aanvragen, die eerder in of voor een Verdragsluitende Staat zijn ingediend, kan de aanwijzing van die Staat bevatten. Indien in de internationale aanvrage een beroep wordt gedaan op het recht van voorrang op grond van een of meer nationale aanvragen, ingediend in of voor een aangewezen Staat of indien een beroep wordt gedaan op het recht van voorrang van een internationale aanvrage waarin slechts één Staat is aangewezen, worden de vereisten voor en de rechtsgevolgen van het beroep op het recht van voorrang in die Staat geregeld door de nationale wetgeving van die Staat.
  • Artikel 33. De internationale voorlopige beoordeling

    1. Het doel van de internationale voorlopige beoordeling is een voorlopig oordeel zonder verplichting te formuleren over de vragen of de uitvinding waarvoor uitsluitende rechten worden verlangd, nieuw lijkt, op uitvinderswerkzaamheid lijkt te berusten, (niet voor de hand lijkt te liggen) en vatbaar lijkt voor toepassing op het gebied van de nijverheid.
    2. Voor de internationale voorlopige beoordeling wordt een uitvinding waarvoor uitsluitende rechten worden verlangd, als nieuw beschouwd indien zij niet bekend is uit de stand van de techniek zoals omschreven in het Reglement.
    3. Voor de internationale voorlopige beoordeling wordt een uitvinding waarvoor uitsluitende rechten worden verlangd, beschouwd op uitvinderswerkzaamheid te berusten indien zij, met inachtneming van de stand van de techniek zoals omschreven in het Reglement niet, op het voorgeschreven toepasselijke tijdstip, voor een deskundige voor de hand ligt.
    4. Voor de internationale voorlopige beoordeling wordt aangenomen dat een uitvinding waarvoor uitsluitende rechten worden verlangd, vatbaar is voor toepassing op het gebied van de nijverheid, indien zij, al naar haar aard, kan worden vervaardigd of toegepast (in technologische zin) op enig gebied van de nijverheid. „Nijverheid” wordt opgevat in de ruimste zin, zoals in het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom.
    5. De hiervoor beschreven maatstaven gelden alleen voor de internationale voorlopige beoordeling. Een Verdragsluitende Staat kan bijkomende of andere maatstaven toepassen voor de beslissing of de uitvinding waarvoor uitsluitende rechten worden verlangd, in die Staat al dan niet octrooieerbaar is.
    6. Bij de internationale voorlopige beoordeling wordt rekening gehouden met alle in het verslag van het internationale nieuwheidsonderzoek aangehaalde literatuurplaatsen. Er kan rekening worden gehouden met alle andere literatuurplaatsen die in het desbetreffende geval van belang worden geacht.
  • Regel 64. Stand van de techniek voor de internationale voorlopige beoordeling

    64.1 Stand van de techniek

    1. Voor de toepassing van artikel 33, tweede en derde lid, wordt alles wat, waar ook ter wereld, ter beschikking van het publiek is gesteld door middel van schriftelijke publikatie (met inbegrip van tekeningen en andere illustraties) als stand van de techniek beschouwd, mits dit ter beschikking stellen van het publiek plaatsvond voor de van belang zijnde datum.
    2. Voor de toepassing van paragraaf a is de van belang zijnde datum:
      1. onverminderd ii en iii, de datum van internationale indiening van de internationale aanvrage die het voorwerp is van een internationale voorlopige beoordeling;
      2. indien in de internationale aanvrage die het voorwerp is van een internationale voorlopige beoordeling een beroep wordt gedaan op een recht van voorrang van een eerdere aanvrage en die aanvrage een datum van internationale indiening heeft die valt binnen de termijn van voorrang, de datum van indiening van de eerdere aanvrage, tenzij de Instantie voor de Internationale Voorlopige Beoordeling oordeelt dat het beroep op een recht van voorrang niet rechtsgeldig is;
      3. indien in de internationale aanvrage die het voorwerp is van een internationale voorlopige beoordeling een beroep wordt gedaan op een recht van voorrang van een eerdere aanvrage en die aanvrage een datum van internationale indiening heeft die later valt dan de datum waarop de termijn van voorrang verstreek maar minder dan twee maanden na die datum, de datum van indiening van die eerdere aanvrage, tenzij de Instantie voor de Internationale Voorlopige Beoordeling oordeelt dat het beroep op een recht van voorrang niet rechtsgeldig is om andere redenen dan het feit dat de internationale aanvrage een datum van internationale indiening heeft die later valt dan de datum waarop de termijn van voorrang verstreek.

    64.2 Niet-schriftelijke openbaarmakingen

    In gevallen waarin het ter beschikking stellen van het publiek plaatsvond door middel van een mondelinge uiteenzetting, een gebruik, een tentoonstelling of op andere niet-schriftelijke wijze („niet-schriftelijke openbaarmaking”) voor de van belang zijnde datum als omschreven in Regel 64.1 b en de datum van deze niet-schriftelijke openbaarmaking is aangegeven in een schriftelijke publikatie die ter beschikking van het publiek is gesteld op een datum die dezelfde is als, of later valt dan, de van belang zijnde datum, wordt de niet-schriftelijke openbaarmaking voor de toepassing van artikel 33, tweede en derde lid, niet tot de stand van de techniek gerekend. Niettemin dient het verslag van de internationale voorlopige beoordeling de aandacht op deze niet-schriftelijke openbaarmaking te vestigen op de in Regel 70.9 voorgeschreven wijze.

    64.3 Bepaalde gepubliceerde literatuurplaatsen

    In gevallen waarin een aanvrage die, of een octrooi dat voor de toepassing van artikel 33, tweede en derde lid, zou behoren tot de stand van de techniek, indien zij of het zou zijn gepubliceerd voor de in Regel 64.1 bedoelde van belang zijnde datum, werd gepubliceerd op een datum die dezelfde is als, of later valt dan, de van belang zijnde datum, doch werd ingediend voor de van belang zijnde datum of daarbij een beroep werd gedaan op een recht van voorrang ten aanzien van een eerdere aanvrage die was ingediend voor de van belang zijnde datum, wordt deze gepubliceerde aanvrage of dit gepubliceerde octrooi voor de toepassing van artikel 33, tweede en derde lid, niet tot de stand van de techniek gerekend. Niettemin dient het verslag van de internationale voorlopige beoordeling de aandacht op deze aanvrage of dit octrooi te vestigen op de in Regel 70.10 voorgeschreven wijze.

11 Nice classificatie

Dit is een verkorte versie van de Nice classificatie. De volledige versie is the vinden op de website WIPO Nice classification.

Waren klasse Korte beschrijving
1 Chemische producten voor industriële, wetenschappelijke en fotografische doeleinden, alsmede voor land-, tuin- en bosbouwkundige doeleinden; kunstharsen als grondstof, plastics als grondstof; meststoffen; brandblusmiddelen; hardings- en soldeerpreparaten voor metalen; chemische producten voor het conserveren van voedingsmiddelen; looistoffen; kleefstoffen voor industriële doeleinden.
2 Verven, vernissen, lakken; roestwerende middelen en houtconserveringsmiddelen; kleurstoffen; beitsen; natuurlijke harsen als grondstof; metalen in blad- en poedervorm voor schilders, decorateurs, drukkers en kunstenaars.
3 Bleekmiddelen en andere wasmiddelen; reinigings-, polijst-, ontvettings- en schuurmiddelen; zepen; parfumerieën, etherische oliën, cosmetische middelen, haarlotions; tandreinigingsmiddelen.
4 Industriële oliën en vetten; smeermiddelen; producten voor het absorberen, besproeien en binden van stof; brandstoffen (met inbegrip van motorbenzine) en verlichtingsstoffen; kaarsen en lampenpitten voor verlichting.
5 Farmaceutische en diergeneeskundige producten; hygiënische producten voor medisch gebruik; diëtische voedingsmiddelen en diëtische substanties voor medisch of veterinair gebruik; voedingsmiddelen voor baby’s; voedingssupplementen voor mens en dier; pleisters, verbandmiddelen; tandvulmiddelen en afdrukmateriaal voor tandartsen; ontsmettingsmiddelen; middelen ter verdelging van ongedierte; schimmeldodende en onkruidverdelgende middelen.
6 Onedele metalen en hun legeringen; bouwmaterialen van metaal; verplaatsbare constructies van metaal; metalen materialen voor spoorwegen; niet-elektrische metalen kabels en draden; slotenmakerswaren van metaal en kleinijzerwaren; metalen buizen; brandkasten; metaalwaren voor zover niet begrepen in andere klassen; ertsen.
7 Machines en werktuigmachines; motoren (uitgezonderd motoren voor landvoertuigen); koppelingen en transmissie-organen (behalve voor landvoertuigen); landbouwinstrumenten, anders dan handbediend; broedmachines; verkoopautomaten.
8 Handgereedschappen en -instrumenten, met de hand te bedienen; messenmakerswaren, vorken en lepels; blanke wapenen: scheerapparaten.
9 Wetenschappelijke, zeevaartkundige, landmeetkundige, fotografische, cinematografische, optische, weeg-, meet-, sein-, controle- (inspectie-), hulpverlenings- (reddings-) en onderwijstoestellen en -instrumenten; apparaten en instrumenten voor de geleiding, de verdeling, de omzetting, de opslag, het regelen en het sturen van elektrische stroom; apparaten voor het opnemen, het overbrengen en het weergeven van geluid of beeld; magnetische gegevensdragers, schijfvormige geluidsdragers; compact discs, DVD’s en andere digitale dragers; mechanismen voor apparaten met vooruitbetaling; kasregisters, rekenmachines, gegevensverwerkende apparatuur en computers; software; brandblusapparaten.
10 Chirurgische, medische, tandheelkundige en diergeneeskundige toestellen en instrumenten; kunstledematen, -ogen en -tanden; orthopedische artikelen; hechtmateriaal.
11 Verlichtings-, verwarmings-, stoomopwekkings-, kook-, koel-, droog-, ventilatie- en waterleidingsapparaten en sanitaire installaties.
12 Vervoermiddelen; middelen voor vervoer over land, door de lucht of over het water.
13 Vuurwapenen; munitie en projectielen; springstoffen; vuurwerk.
14 Edele metalen en hun legeringen en producten hieruit vervaardigd of hiermee bedekt voor zover niet begrepen in andere klassen; juwelierswaren, bijouterieën, edelstenen; uurwerken en tijdmeetinstrumenten.
15 Muziekinstrumenten.
16 Papier, karton en hieruit vervaardigde producten voor zover niet begrepen in andere klassen; drukwerken; boekbinderswaren; foto’s; schrijfbehoeften; kleefstoffen voor kantoorgebruik of voor de huishouding; materiaal voor kunstenaars; penselen; schrijfmachines en kantoorartikelen (uitgezonderd meubelen); leermiddelen en onderwijsmateriaal (uitgezonderd toestellen); plastic materialen voor verpakking, voor zover niet begrepen in andere klassen; drukletters; clichés.
17 Rubber, guttapercha, gummi, asbest, mica en hieruit vervaardigde producten voor zover niet begrepen in andere klassen; halfbewerkte plastic producten; dichtings-, pakking- en isolatiemateriaal; niet-metalen buigzame buizen.
18 Leder en kunstleder en hieruit vervaardigde producten voor zover niet begrepen in andere klassen; dierenhuiden; reiskoffers en koffers; paraplu’s, parasols en wandelstokken; zwepen en zadelmakerswaren.
19 Bouwmaterialen, niet van metaal; onbuigzame buizen, niet van metaal, voor de bouw; asfalt, pek en bitumen; verplaatsbare constructies, niet van metaal; monumenten, niet van metaal.
20 Meubelen, spiegels, lijsten; van hout, kurk, riet, bies, teen, hoorn, been, ivoor, balein, schildpad, barnsteen, parelmoer, meerschuim, vervangingsmiddelen van al deze stoffen of van plastic vervaardigde producten voor zover niet begrepen in andere klassen.
21 Gerei en vaatwerk voor de huishouding of de keuken; kammen en sponzen; borstels (uitgezonderd penselen); materialen voor de borstelfabricage; reinigingsmateriaal; staalwol; ruw of halfbewerkt glas (uitgezonderd glas voor bouwdoeleinden); glas-, porselein- en aardewerk voor zover niet begrepen in andere klassen.
22 Touw, bindgarens, netten, tenten, dekzeilen, zeilen, zakken (voor zover niet begrepen in andere klassen); vulmateriaal (uitgezonderd van rubber of plastic); ruwe vezelige textielmaterialen.
23 Garens en draden voor textielgebruik.
24 Weefsels en textielproducten voor zover niet begrepen in andere klassen; spreien; tafellakens.
25 Kledingstukken, schoeisel, hoofddeksels.
26 Kant en borduurwerk, band en veters; knopen, haken en ogen, spelden en naalden; kunstbloemen.
27 Tapijten, vloermatten, matten, linoleum en andere vloerbedekking; wandbekleding, niet van textielmateriaal.
28 Spellen, speelgoederen; gymnastiek- en sportartikelen voor zover niet begrepen in andere klassen; versierselen voor kerstbomen.
29 Vlees, vis, gevogelte en wild; vleesextracten; geconserveerde, bevroren, gedroogde en gekookte vruchten en groenten; geleien, jams, compote; eieren, melk en melkproducten; eetbare oliën en vetten.
30 Koffie, thee, cacao, koffiesurrogaten; rijst, tapioca, sago; meel en graanpreparaten, brood, banketbakkers- en suikerbakkerswaren, consumptie-ijs; suiker; honing, melassestroop; gist, rijsmiddelen; zout, mosterd; azijn, kruidensausen; specerijen; ijs.
31 Zaden en land-, tuin- en bosbouwproducten voor zover niet begrepen in andere klassen; levende dieren; verse vruchten en groenten; zaaizaden, levende planten en bloemen; voedingsmiddelen voor dieren, mout.
32 Bieren; minerale en gazeuse wateren en andere alcoholvrije dranken; vruchtendranken en vruchtensappen; siropen en andere preparaten voor de bereiding van dranken.
33 Alcoholhoudende dranken (uitgezonderd bieren).
34 Tabak; artikelen voor rokers; lucifers.
Diensten klasse Korte beschrijving
35 Reclame; beheer van commerciële zaken; zakelijke administratie; administratieve diensten.
36 Verzekeringen; financiële zaken; monetaire zaken; makelaardij in onroerende goederen.
37 Bouw; reparaties; installatiewerkzaamheden.
38 Telecommunicatie.
39 Transport; verpakking en opslag van goederen; organisatie van reizen.
40 Behandeling van materialen.
41 Opvoeding; opleiding; ontspanning; sportieve en culturele activiteiten.
42 Wetenschappelijke en technologische diensten, alsmede bijbehorende onderzoeks- en ontwerpdiensten; dienstverlening op het gebied van industriële analyse en industrieel onderzoek; ontwerpen en ontwikkelen van computers en van software.
43 Restauratie (het verstrekken van voedsel en dranken); tijdelijke huisvesting.
44 Medische diensten; veterinaire diensten; dienstverlening op het gebied van hygiëne en schoonheidsverzorging voor mensen of dieren; dienstverlening op het gebied van land-, tuin- en bosbouw.
45 Juridische diensten; veiligheidsdiensten voor de bescherming van goederen en personen; persoonlijke en maatschappelijke diensten verleend door derden om aan individuele behoeften te voldoen.

12 Documenten

12.1 WO 2005/067785 A1

WO 2005/067785 A1

12.2 US 2002/0177750 A1

US 2002/0177750

12.3 Afschrift uit het Benelux merkenregister

Afschrift DEAM